Tien Kleine Negertjes
Toneelgezelschap Jan Nooij
KONINKLIJK THEATER CARRÉ
Een thuishaven
De bekendste en meest geliefde theatertempel van Nederland, Koninklijk Theater Carré, heeft een heel bijzondere en langdurige band met het volkstoneel van de familie Nooy. Ooit is het daar aan de Amstel allemaal begonnen met paarden. Oscar Carré is de zoon van Wilhelm Carré, die met zogenoemde hippodrama’s (theatrale paardenshows) in 1860 in Nederland neerstrijkt. Die shows worden gegeven in weliswaar vaste, maar nog houten gebouwen. Zoon Oscar, ook een groot dressuurruiter , besluit de zaken groter aan te pakken. Eerst is er alleen een sten en voorgevel, maar vanaf 1887 staat het unieke theater aan de Amstel er, met een dakconstructie waarvan de stalen bogen ontworpen en gemaakt zijn door Gustave Eiffel, de man die vervolgens de Eiffeltoren bouwde. Zes jaar later wordt het aanbod van he t theater verbreed, omdat het circus niet goed loopt: producent Frits va n Haarlem brengt er heel succesvolle variétévoorstelling en. Daarvoor moet het wel verbouwd worden. De laatste eigen circusshow van Carré’s gezelschap vindt plaats in 1911, na diens overlijden. Maar voor ander vermaak is het inmiddels een be grip. Zo speelt het enorm populaire revuegezelschap van Henri ter Hall ertussen 1907 en 1928 regelmatig. In dit zelfde jaar, 1928, begint ook Gezelschap Jan Nooy er op te treden, teken van succes van de groep die het theater gemakkelijk weet te vullen. Het is ook het jaar waarop Alex Wunnink de directie overneemt en de slechte financiële situatie van Carré weet bij te buigen. Die was met name onder een van zijn voorgangers, Herman Heijermans, dramatisch geworden.
Jan Nooy is al gauw dikke vrienden met Louis Dekker, de rechterhand van Wunnink. Nooy had zelfs een liefdevolle bijnaam voor hem: Dekkertje. Kleinzoon Marty Hinrichs weet zich te herinneren dat opa aan Dekker vroeg of hij kaartjes voor zijn kleinzoons kon regelen. Dat kon en dus stonden de drie met een hele vriendenschaar bij de portier van Carré. “Hij moet wel hebben gedacht dat opa ontzettend veel kleinkinderen had.” Het Gezelschap Jan Nooy is er in goed gezelschap, want een van de geheimen van Wunnink is de diversiteit in zijn programmering. Louis Bouwmeester en Bob Peters staan er met hun revues, er is opera en operette. Mensen als Lou Bandy, Louisette, Buziau, Louis Davids, Josephine Baker wisselen elkaar en beroemde orkesten af. Wunnink's zoon Karel volgt zijn vader in 1952 op. Louis Dekker blijft in functie. Voor de Nooy’s verandert er weinig, Carré blijft een thuisbasis, ook als Beppie Nooy in ’56 het stokje van haar zieke vader overneemt. Als het spraakmakende Rooie Sien in Carré belandt, haalt een uitspraak van een portier de pers: “Rooie Sien in Carré, dat is bloed aan de paal.” De 1250 e (jubileum)voorstelling van Rooie Sien staat, andermaal, in Carré. In de jaren zestig gaat de band zelfs zo ver dat Karel Wunnink een aantal zakelijke taken van het Amsterdams Volkstoneel overneemt: hij regelt contracten en organiseert tournees. Zijn vrouw Fré gaat met de groep mee als tourneebegeleidster. Het gezelschap wordt daarmee op zakelijk
gebied een stuk professioneler. Rond die tijd dreigt Carré trouwens nog onder de slopershamer te verdwijnen. De eigenaar van het ge bouw, projectontwikkelaar Reinder Zwolsman, heeft andere plannen met de grond. Artiestenprotest (van onder meer Heintje Davids) en een gemeentelijk veto redden het pand. Guus Oster volgt Wunnink in 1974 op en de goede band blijft overeind. Zo zegt hij na het overlijden van Beppie Nooy in een kranteninterview: “Ze was ten nauwste verbonden met theater Carré waar ze jaarlijks een televisie voor één avond in de steek te laten voor het ondergaan van herkenbare emoties, vaak zonder psychologische achtergrond, maar altijd
eerlijk en ontroerend ten tonele gebracht. Beppie Nooy werd vaak vereenzelvigd met haar succesrol Rooie Sien, maar ze was méér dan dat alleen. Ze streed onvermoeibaar voor het instandhouden van een toneelvorm die een duidelijk spoor in ons toneelleven zal achterlaten.” Het is geen zaak van mooie woorden alleen. Want zowel Bep Nooy als haar dochter Beppie liggen na hun dood opgebaard in het theater, vanwaar ze hun laatste reis naar begraafplaats Zorgvlied, verderop aan de Amstel, beginnen. Van Bep Nooy staat de buste, gemaakt door Pieter de
Monchy, als eerbetoon in de hal van Carré. Ook de zoons van Beppie Nooy blijven terugkeren in Carré met hun Nooy’s Volkstheater en Nederlands Volkstoneel. Er is dan nog een Carré-verband: de kleinzoon van Karel Wunnink, Ron, is jarenlang inspicient bij de broers. 2010 is het jaar waar in het volkstoneel terugkeer t. De première van de jubileumvoorstelling Omdat Ik Zoveel Van Je Hou vindt logischerwijs plaats in Koninklijk Theater Carré aan de Amstel. Waarmee de cirkel rond is: na zoveel stappen op de planken daar, staat de familie Nooy opnieuw in het illustere theater aan de Amstel.