Tien Kleine Negertjes
Toneelgezelschap Jan Nooij
THEATERFAMILIE NOOY
1910 / 2020
Theaterfamilie Nooy,
die naam is zo goed als synoniem geworden met het volkstoneel. Het zijn namen die niet alleen in de volkstheatergeschiedenis, maar in de hele Nederlandse theatergeschiedenis een stevige rol hebben gespeeld. Voor een deel komt dat doordat ze het zo lang aan het toneel hebben volgehouden als familie. Stamvader Jan Nooy, zijn vrouw Bep Nooy-Blaaser, hun dochter Beppie en haar zoons Ger Hinrichs (met partner Carry Tefsen) en Marty Hinrichs (met echtgenote Hanny Vree) en Dick Nooy, tot en met de generatie van nu: Danny Nooy en Kim en Leyn Hinrichs, allemaal hadden en hebben ze hun hart verpand aan het theater.
Hieronder een overzicht van deze bijzondere familie, waarbij gebruikt is gemaakt van delen uit ’t is Nooy geweest!' Kroniek van een theaterfamilie, opgetekend door: Bertjan ter Braak.
Jan Nooij,
gedreven stamvader
Anders dan veel van zijn latere vakgenoten wordt Jan Nooij, op 16 januari 1888, niet in een toneelfamilie geboren. Zijn wieg staat in Nieuwer-Amstel, een grote variant van wat tegenwoordig Amstelveen is. De grens van Amsterdam liep toen ter hoogte van de Stadhouderskade; het stadhuis van Nieuwer-Amstel was het gebouw aan de Amstel waarin later het Stadsarchief gehuisvest zou zijn. Zijn achternaam wordt ook wel Nooij gespeld (zoals in zijn trouwboekje), maar zelf had hij in de jaren vijftig op zijn huisdeur een naambordje met de naam Nooy.
De ouders van Jan, die gedoopt wordt als Johannes Martinus, drijven in Amsterdam een goed lopend café in de Gravenstraat, achter de Nieuwe Kerk. Hun idee voor de toekomst van Jan ligt ook niet in het theater, maar net als hun eigen leven in de middenstand. Al als Jan nog maar dertien jaar is, kopen ze voor hem een sigarenwinkel, opdat zijn kostje gekocht zou zijn.
Dat pad zal Jan echter niet kiezen: al jong speelt hij kinderrolletjes en op zijn zestiende vertrekt hij naar België, omdat hij heeft vernomen dat hij daar misschien een kans zou hebben aan het toneel. De reis blijkt tevergeefs, een Belgische theatercarrière zit er niet in voor hem. Hij ziet zich genoodzaakt terug te keren en leert in zijn vrije tijd thuis stukken uit het hoofd.
Ze spelen stukken als Hotel de Poes (“Avonturen uit het pikante Parijsche huwe-
lijksleven in drie bedrijven”), Paljas en het soms door wel drie gezelschappen
tegelijk gespeelde successtuk Roger de Geschandvlekte (van Mary Jules en Georges
Grisier). Grappig toeval is dat Langenaken in 1916 samen met Pedro Beukman Het Hollandsche Gezelschap opricht, dat onder meer Mooie Neel, het eerste toneelstuk van Herman Bouber, in première laat gaan in het Rozentheater in Amsterdam op 27 augustus 1917. Pedro Beukman zal veel later in de Nooy-familie weer een opmerkelijke rol spelen, als Beppie Nooy op jacht is naar het manuscript van Rooie Sien: hij blijkt dan de enige te zijn die de volledige tekst in zijn bezit heeft. In 1919 treden onder Nooy’s leiding De Jordaanspelers op en in datzelfde jaar begint hij het Amsterdamsch Tooneelgezelschap, dat tot 1929 op de planken zal staan. Op het repertoire staan stukken als ’t Vijgeblaadje, ’t Hippie (beide door hemzelf geschreven, ’t Vijgeblaadje samen met zijn zwager Jo Vischer sr.), Het Gouden Kalf en De Sjikse.
Via mevrouw Nöggerath, weduwe van Anton Nöggerath die het populaire variététheater Flora op de kaart had gezet, komt hij terecht bij de revues van Rido (pseudoniem van Philip Pinkhof) in de Amstelstraat, destijds het warm kloppende hart van toneel, revue en variété. Hij speelt verder rollen bij zijn aanstaande schoonvader Albert Bakker, telg uit een toneelgeslacht, die met zijn Hollandsch Tooneel ook een eigen tent heeft waarmee de groep de kermissen afstruint. In 1906/1907 heeft hij werk bij de Nieuwe Nederlandsche Tooneelvereeniging van Ben Delmonte.
Maar al gauw, rond 1910, gaat hij ook onder zijn eigen naam ambulante producties maken.
Het Hollands Tooneelgezelschap is zo’n groep, die hij runt met Johan Langenaken.
Libre Baskerville is een klassiek lettertype met een moderne twist. Het is gemakkelijk te lezen op verschillende schermen en perfect voor lange tekst.
In die jaren wordt er ook nogal eens in tenten gespeeld. Tijdens kermissen is er in omliggende theatertjes iets te doen. Zo rond 1910-1920 zijn er nog wel gezelschapjes die toneel of vaudeville in tenten brengen. Die tenten blijven binnen een regio, waarbinnen ze met de trekschuit worden verplaatst. Ger Hinrichs weet dat zijn grootvader nog wel eens een decor met de trein heeft laten vervoeren. Volgens broer Marty Hinrichs was dat uitzonderlijk “want de theaters hadden zelf standaarddecors: een bos, een café enzovoort. Dat was tot in de jaren vijftig zo.”
In 1921 zet hun grootvader ook het Gezelschap Jan Nooy op de planken, dat onder die naam tot 1955 zal spelen.
Het repertoire is divers maar constant en heeft veel overeenkomst met dat van andere gezelschappen in die tijd: realistisch toneel uit het vaste repertoire, veelal bewerkt door de leider van het gezelschap. Een voorbeeld is Kamertjeszonde, oorspronkelijk van Herman Heijermans, dat Jan Nooy van een geheel nieuwe jas – een heel nieuw verhaal -voorziet zodat er van Heijermans’ werk weinig meer te herkennen valt. Later zegt hij er zelf over dat Heijermans hem er persoonlijk toestemming voor heeft gegeven.
De ondertitel van Nooy’s Kamertjeszonde is ‘Een werkelijke Amsterdamsche gebeurtenis in 5 bedrijven met zang’.
Maar het Gezelschap speelt ook zogenoemde toneeldraken, stukken vol effectbejag en melodrama, zoals in 1933 De Twee Weezen (oorspronkelijk Les deux orphelines) van Adolphe Philippe d’Ennery en Eugène Cormon, dat sinds de première in 1874 al een hit is: Louis Bouwmeester heeft het datzelfde jaar onder veel bijval al naar Nederland gehaald en tourt er het hele land mee door.
Ook Jan Nooy boekt successen in de provincie, niet in de laatste plaats met stukken waarvoor hij zich vaak en graag laat inspireren door het werk van Justus van Maurik (16 augustus 1846 – 18 november 1904). Net als zijn gelijknamige grootvader was deze sigarenmaker, maar hij heeft de geschiedenisboekjes gehaald vanwege zijn werk als schrijver van kluchten en blijspelen. Een typische Amsterdammer, die tegelijkertijd de lachers op zijn hand kreeg met rake schetsen van volkstypes, maar ook genoeg ontroering wist te scheppen voor de nodige traan. Een soort laat-romantiek met hoge pieken en diepe dalen.
En natuurlijk zijn er de successtukken van Marius Spree, die Jan Nooy, net als al zijn collega’s, regelmatig van de plank haalt. Algemeen wordt onderkend dat het succes van de groep van Jan Nooy ook en vooral te danken is aan het feit dat zijn tweede vrouw, Bep Nooy-Blaaser een uitstekende actrice is, die het gezelschap weet te dragen. Wat onverlet laat dat ook Jan Nooy een prima acteur is, die bijvoorbeeld ook de hoofdrol van Willy in Dood van een handelsreiziger van Arthur Miller later goed in de vingers heeft. Dat talent, die vaardigheid is ook wel nodig voor de leider van een gezelschap: immers op zijn naam worden voorstellingen verkocht.
Jan Nooy brengt ook jeugdvoorstellingen, één daarvan is Flippie Flink, naar de strip van Clinge Doorenbos en Louis Raemaekers, populair door zijn verschijnen in De Telegraaf. Dat Nooy zeker een neus voor publiciteit heeft, blijkt als hij Flippie (gespeeld door Corry Vonk) in de dertiger jaren een feestelijke binnenkomst in Amsterdam geeft. Hij heeft dat overigens afgekeken van een soortgelijke gebeurtenis rond Kuifje in Brussel, een paar jaar eerder.
Sommige van de stukken voor het Amsterdamsch Tooneelgezelschap schrijft Nooy samen met anderen, zoals de revueschrijver Jack Junior (pseudoniem voor Jaap à Cohen Treves). Jack Junior heeft ook veel beschrijvingen van de theaterwereld van destijds nagelaten, waaronder de volgende in 1982 tijdens een interview voor VARA-radio over zijn kompaan: “Ik had grote bewondering voor Jan Nooy, natuurlijk het was altijd schmieren wat hij deed, maar toch een pracht artiest. En handig!
Corry Vonk als Flippie Flink
Eigen haard is goud waard was zijn stuk. Bij de schouwburgen adverteerde hij wel met twintig stukken, maar wat ze ook namen, hij speelde toch gewoon Eigen haard is goud waard. Hij vroeg 50 of 60 gulden voor een uitkoop, na afloop het geld verdelen en gauw weg. Het was ‘een schurk’, maar je kon hem niets kwalijk nemen. ’s Zomers huurde hij leegstaande theaters en begon fors affiches te plakken, sensationeel bedrukte affiches met veel rood erop. De hel van Barbusse bijvoorbeeld. Maar dat speelde hij niet, want dat stuk had hij helemaal niet, maar titels zijn vrij, kun je zo gebruiken. Achter De hel stak Handel in blanke slavinnen wat ik met Michel de Cocq voor hem geschreven had. Zo’n stuk was in die tijd altijd uitverkocht, alleen op de titel. Had je mazzel, werd er zondags nog gewaarschuwd op de kansel, zat je helemaal goed met het bezoek.”
Over De hel weet Ger Hinrichs te vertellen dat Jan Nooy er begin jaren dertig rijk van is geworden: “Hij verdiende in één seizoen 80.000 gulden. Helaas liet hij zich door een vriend verleiden er Duitse marken voor te kopen, die een jaar later door de gierende inflatie in Duitsland niets meer waard waren. Als kinderen hebben we na de oorlog nog met die lappen van biljetten gespeeld.” Dick Nooy voegt toe dat die biljetten ook wel als theatergeld op toneel werden gebruikt.
Over het onderling met de acteurs verdelen van het geld herinneren zijn kleinzoons Ger en Marty Hinrichs en Dick Nooy een mooie anekdote: “In de tijden van opa, jaren 30, werd er betaald ‘op deling’: wat er binnenkwam werd verdeeld.
Het verhaal gaat dat opa uitdeelde. Hij nam alle acteurs apart en dan was het: een gulden voor jou, een gulden voor mij en zo verder, zodat de acteurs allemaal een gulden hadden en hij tien.” Over het algemeen moest een gezelschap rechten betalen voor het spelen van een stuk. Uit een nota uit 1917 blijkt dat voor het spelen van De twee weezen drie gulden moest worden afgedragen, op een winst van ruim zestig gulden.
Ook later verliest de vos zijn streken niet, zeggen de kleinzoons: “Er is een briefje van Johan Kaart, gedateerd 24 november 1950: opa was naar hem toe gegaan om de bewerking van Een Huis vol Herrie te krijgen. Met het briefje kreeg hij die rechten gratis. Later, op 12 juni 1956, verkócht hij diezelfde rechten door voor vijftien gulden per voorstelling.
Grootvader verkocht trouwens ook liedjes op het Rembrandtplein voor 20, 30 gulden.” Dat hij op de penning was, hebben ook familieleden als Jan Blaaser en Jo Vischer gemerkt: “Die stonden toen ze een jaar of achttien waren voor een krats in zijn stukken”, aldus Ger Hinrichs.
Dat op de penning zijn is natuurlijk ook een overlevingsvoorwaarde. En er kan openlijk over geld worden gesproken, blijkt uit een bedankbriefje van Jac. Gottschalk, namens de vereniging R.K. Kunst voor Allen, gedateerd 14 juli 1931. Nooy en zijn troep hebben in de Hollandsche Schouwburg Tropenadel gespeeld, zeer naar tevredenheid van het verenigingsbestuur. Het briefje besluit met: “Ik wensch U dan ook met Uw gezelschap het beste succès en een reeks van voorstellingen van het zonnige, zomersche blyspel: “Tropenadel”. En niet ’t allerminst een goede recette.”
Voor Jan Nooy is er een hoekje in de filmgeschiedenis weggelegd: hij speelt een bijrolletje in de succesvolle Nederlandse verfilming van Pygmalion door Ludwig Berger in ’37. De hoofdrollen worden gespeeld door Lily Bouwmeester als Elisa Doeluttel (!), Johan de Meester als professor Higgins en Eduard Verkade als Pickering. Verder is ook Wim Kan te zien, die met Corry Vonk heeft meegeschreven aan het script. Het is trouwens niet Nooy’s eerste of laatste filmoptreden. In 1924 speelt hij aan de zij van Bep Nooy in Bet, koningin van de Jordaan van regisseuse Adrienne Solser, die zelf ook de hoofdrol speelt. In 1942 is er optreden nummer drie in de Polygoon variétéfilm Zeven maal zeuven van Walter Smith. Nooy heeft naast Aaf Bouber de hoofdrol en ook Herman Bouber en Jo Vischer Sr zitten in de cast.
Herman Bouber - Jan Nooij in 7X7
In de Tweede Wereldoorlog speelt het Gezelschap Jan Nooy door. Hij lijkt niet te hebben getekend voor de Kultuurkamer, waardoor het aantal voor-
stellingen wel terugloopt. In het eerste oorlogsjaar wordt Oranje Hein gespeeld, waaruit een paar passages moeten worden geschrapt, en Mottige Janus. In 1941 is er een soort dubbelproductie: ’s avonds De voddenraper van Parijs van Félix Pyat, ’s middags, voor de jeugd, Tijs Wijs de torenwachter naar de strip tekst van Herman Looman. Nooy speelt dat in mei van dat jaar bijvoorbeeld ook voor Joodse kinderen in de Hollandsche Schouwburg.
Na 1945 speelt het gezelschap onder meer Het licht in den nacht van de sociaalbewogen Inte Onsman, de kapper die toneel had gespeeld bij Mari Kreukniet en Henri Poolman (directeuren van de roemruchte Salon des Variétés in de Amsterdamse Amstelstraat) begin jaren negentig en later toneelstukken schreef, zoals dit uit 1917. En zoals gezegd ook, in 1949, het beroemde Dood van een handelsreiziger, een modern stuk van Arthur Miller die dat in datzelfde jaar had geschreven én er een Pulitzer-prijs voor had gekregen. Jan Nooy speelt de hoofdrol van Willy, de handelsreiziger.
Behalve in reguliere theaters weet Nooy contracten te krijgen om te spelen voor militairen in de kazernes. Het leger regelt drietonners, een voor de acteurs die dan tussen de zeildoeken op bankjes zitten. De militairen maken ook de decors, maar de meubels moeten worden meegebracht. Die worden dan bij Jan en Bep Nooy thuis opgehaald en ’s nachts teruggebracht. Voor zo’n contract moet een gezelschap zich opgeven en auditie doen voor een voorstelling per week. De grote trekpleister is dat er dan wel 50 tot 60 voorstellingen binnengesleept kunnen worden. En zo komt er weer geld binnen om bijvoorbeeld een decor te bouwen.
Dat is broodnodig, want veel geld is er niet. Zo is er ook geen technicus, weet kleinzoon Ger Hinrichs nog: “Er was één lichtstand, het doek ging open, het doek ging dicht. Ze deden echt alles zelf.”
Een zelfde auditieprocedure geldt voor voorstellingen in opbouwkampen (onder meer in de Noordoostpolder) voor de arbeiders, in een afgescheiden deel van de barak, waarvoor auditie moet worden gedaan in de bovenzaal van Kriterion op Roeterseiland of het Roothaanhuis aan de Rozengracht. In de kampen worden bijvoorbeeld drie eenakters van Herman Heijermans gespeeld: Het kind, Nocturne en Het kamerschut.
In 1953 is er weer zo’n auditie voor vijf autoriteiten van het leger, voor Onder één dak van Jan Fabricius. Jan Nooy zal daarin de rol van een oude boer spelen, maar hij krijgt in het Roothaanhuis onder het schminken een attaque. Zijn vrouw herinnert zich jaren na dato de gebeurtenis: “Hij kwam in de kleedkamer naar me toe. Hij praatte heel langzaam en zei ‘Heb je een beetje witte schmink voor me?’ Ik dacht dat hij een grap maakte, maar even later hoorde ik uit de andere kleedkamer zeggen: ‘Wat praat-ie vreemd…’ Een paar minuten later kreeg hij een attaque en zakte in elkaar. Ik bracht hem met een taxi naar het ziekenhuis, maar ben teruggegaan om verder te spelen op die auditie en ik was zo blij dat we het contract kregen. Je moet ook altijd aan je zaak blijven denken, er leven zoveel mensen van.”
Oma gaat door, voorlopig ook als zakelijk leider, met Louis Holst als vervanger, aldus kleinzoon Ger Hinrichs. “Holst was een amateur-acteur uit Hilversum, die de rol een jaar eerder had gespeeld; iemand wist dat en hij werd gebeld. Hij heeft nog jaren rolletjes gespeeld bij mijn moeder.” Dat betekent niet dat Jan Nooy geheel uit beeld is. “Later wilde hij eigenlijk wel weer, maar het ging niet meer. Hij wilde dan mee, en kreeg daar ruzie over met zijn vrouw, die hem thuis wilde houden. Maar hij moest en hij zou mee, ging in het decor zitten en zei niets.” Jan Nooy overlijdt op 14 februari 1962.
Naast zijn werk met zijn eigen gezelschap speelt Nooy zijn hele carrière door ook bij andere gezelschappen, zoals in die tijd de gewoonte is. Zo treedt hij tussen 1914 en 1916 op bij het gezelschap van Colnot en Poons en heeft hij in het seizoen 1915-1916 een rol in De voddenraper van Parijs bij Delmonte. Tussen 1916 en 1919 zal hij in vrije producties staan als Revue Snoetje, ’t Is gelopen, Revue Dat moet je zien en Revue Hallo met wie?. In de jaren twintig is Nooy te zien bij het Ensemble Langenaken (1924-1925 in De kermismeid), bij de Nieuwe Karseboom Revue (1926-1927) en in een productie van Meneer Prikkebeen (1929-1930). Het decennium erna kan het publiek hem zien in de revue Hoe gaas es? en bij het Ensemble Bouber in Ga maar naar m’n buurman (beide in het seizoen 1935-1936). In de oorlogsjaren 1943-1944 speelt hij in Rob en Bob in Sprookjesland bij de Ben Ter Hall Revue, het seizoen erop in Dik Trom bij het Gezelschap Pedro Beukman. Na de oorlog treedt hij op bij Willem Goossens’ Volkstoneel, het Vrolijk Toneel en het Carré Ensemble. Bij Goossens heeft hij onder meer rollen in Rooie Sien en De Jantjes.
Roothaanhuis - Amsterdam
Jan Nooij als Mortimer
Profennis in De terugkeer van Sherlock Holmes
Jan Nooy is twee keer getrouwd, beide echtgenotes komen wél uit theaterfamilies. Zijn eerste huwelijk is met Mina Bakker, wier familie met een theatertent de kermissen bereist. Zij trouwden in Rotterdam. Uit dit huwelijk wordt in 1911 een dochter, Mientje Nooij, geboren. Zij staat al in 1916 voor het eerst op de planken bij haar oom Johan. Behalve werken als onderwijzeres staat ze ook af en toe nog op de planken, zoals Gezelschap Jan Nooij (haar vader) in Terug van het front (1944-’45). In 1915 wordt ook nog zoon Jan geboren. Jan Jr is bij zijn geboorte bij de buren achtergelaten en door hen opgevoed. In Amsterdam was hij gedurende zijn schooltijd en de Amsterdamse jaren er na meer bekend als Jan Snapper (naam van de buren) dan Jan Nooij. Hij had blijkbaar geen interesse in het theatervak. Na de oorlog heeft hij zich gevestigd, eerst in Boxtel en vervolgens in Vught, daar werd in 1952 kleinzoon Ernest Nooij geboren. Bij hem vloeit duidelijk wel wat theaterbloed in z'n aderen. Hij is liefhebber van cabaret en kleinkunst en presenteert elke zondagmiddag op de regionale omroep Lokaal 7 een programma over het Nederlands Cabaret.
Mina Bakker
Mientje Nooij
Ernest Nooij
Tijdens de voorgaande periode heeft Jan Nooij (we hebben het nu weer over senior) ook een periode in Groningen gewoond en gewerkt. Verschillende krantenadvertenties laten dit zien. Ook werd hier zijn dochter Mientje geboren en aangegeven.
In latere krantenadvertenties van voorstellingen waar hij zeker bij betrokken moet zijn geweest, kwam de naam Jan Nooij niet voor. Wel de naam van een voor ons onbekend acteur Jan Noix. Deze naam kwamen we nergens tegen, zelfs niet in het meest complete theaternaslagwerk Acteurs- en Kleinkunstenaarslexicon van Piet Hein Honig. Een recensie van de productie "In een andere wereld" van zwager Johan en neef Jan Blaaser in Theater Carré stond de oplossing. Alleen het waarom is ons nog niet duidelijk. Voor de naam Noix is wel een verklaring te vinden. Eén van zijn succesrollen was Dr. Nix in "Een Huis Vol Herrie", dus een samenvoeging van Nooij en Nix.
De tweede keer dat Jan Nooy in het huwelijksbootje stapt, is met Bep Blaaser, dochter van acteur Jan Dirk Blaaser. Zij krijgen ook een dochter: Beppie Nooy (1919). Bij zijn schoonzus Rina Blaaser krijgt hij, buitenechtelijk, Riny Blaaser (1920).
Bep Nooy
steractrice
Bep (Elisabeth) Blaaser (2 mei 1893) is een dochter van Jan Dirk Blaaser en komt uit een regelrechte theaterdynastie. Maar haar vader wil helemaal niet dat zij ook aan het toneel zal gaan en heeft haar naar de kweekschool gestuurd. Het lot wil anders. Want als Jan Dirk Blaaser de cast voor het stuk Kinderen van de vissersweduwe bijna rond heeft, blijkt hij alleen nog de rol van het dienstmeisje onbezet te hebben. Geheel tegen zijn zin ziet hij zich genoodzaakt de rol aan de zestienjarige Bep, die thuis ook wel Bets genoemd wordt, te geven.
Voor een overzicht over Jan Dirk Blaaser
klik op foto
Jan Dirk Blaaser
Bep Blaaser heeft haar plek gevonden en zo ongeveer een jaar later, rond 1910, debuteert ze ‘echt’, bij het gezelschap van Benjamin (Ben) Delmonte, in De Voddenraper van Parijs - het begin van een periode bij ambulante gezelschappen en gezelschapjes. De omslag komt in 1918, als zij in het huwelijk treedt met Jan Nooy. Zij ontwikkelt zich als hét gezicht van diens gezelschap. Jacques Klöters omschrijft haar als “een uitstekende actrice”, die “goed met dramatische rollen overweg kon. Zij droeg het gezelschap.”
Overigens speelt ze sporadisch ook wel elders, zoals bij Herman Bouber in Oranje Hein en De Jantjes, bij Esther de Boer-Van Rijk in Op Hoop van Zegen, bij het Schouwtoneel in Dr. Knock, bij Henri Brondgeest in Dolle Hans van Jan Fabricius en bij Henri de Vries in Het zevende gebod.
De Jantjes 1920
De mening van Klöters staat niet alleen, zo blijkt uit de onderscheidingen die haar ten deel zijn gevallen. Zo wordt zij in 1976 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau en krijgt zij in 1970 de Albert van Dalsumprijs van het Amsterdams Fonds voor de Kunst voor haar rol van Na Druppel in De Jantjes. De jury van het Fonds vindt dat zij haar kunst altijd in dienst heeft gesteld van de gehele groep. “Ze heeft een zuiver natuurlijke, warme en levensechte, weliswaar beperkte maar dan ook door en door Nederlandse speelstijl bewaard. Haar rol van Na Druppel is daar een voorbeeld van.” Verder krijgt zij het gouden ereteken van verdienste van de gemeente Amsterdam, wegens uitzonderlijke verdienste voor de stad. Haar dochter, die haar veel regisseert, noemt haar eind jaren zestig “een echt toneelmens. Ze weet enorm te ontroeren.” En: “Ze speelde alles als het zuiverste goud.”
Overigens is Na Druppel niet haar eerste kennismaking met De Jantjes. In 1920 speelt ze al de rol van Door, bij het ensemble Sluyters en Bouber en in 1948-1949 staat ze bij het Gezelschap Goossens op de planken als Moeder Betje.
Over de prijs voor die rol zegt ze zelf: “Ik had die prijs nooit gekregen als dit menselijke theater niet erkend was. Eigenlijk is deze Albert van Dalsumprijs meteen een extra onderscheiding voor ’t Amsterdams Volkstoneel.” Overigens is Op Hoop van Zegen ook niet nieuw voor haar: veertig jaar eerder speelt zij, naast Esther de Boer-Van Rijk als Kniertje, al de rol van Marietje, het jonge vissersmeisje. “De opvoering van nu is wel verschillend”, zegt Bep Nooy in 1962. “We hebben er meer tempo in. Onze opvoering duurt zelfs drie kwartier korter dan vroeger, terwijl we dezelfde tekst hebben.” Zelf geeft ze aan Heijermans en Bouber als lievelingsschrijvers te zien. “Een van mijn mooiste ervaringen was toen Esther de Boer-Van Rijk, die Kniertje speelde, mij uitkoos voor de rol van Marietje. We speelden het stuk zelfs in Parijs.”
In de kranten wordt de uitvoering van ’61 “vaak opmerkelijk pakkend” genoemd. “Bep Nooy speelt Kniertje en zij heeft van deze ‘klassieke’ rol werkelijk een mooie, gevoelige creatie gemaakt.” Naast haar krijgt Rudi Falkenhagen alle lof voor zijn rol als Geert. Hulde ook voor Beppie Nooy: “zij “heeft met haar troep een eenheid bereikt waarmee zij de stijl van het volkstoneel uitstekend kan overbrengen.”
Bep Nooy speelt overigens in meer stukken van Heijermans, zoals in Allerzielen, Glück auf! en Het zevende gebod. Henri de Vries regisseert dit stuk, hij is een uitstekend acteur ook, die de rol van Geert in Op Hoop van Zegen in 1900 voor het eerst vorm geeft.
Op televisie is eind februari 1962 een registratie vanuit de Kleine Komedie van Heijermans’ stuk te zien: de intense gevoelens van verdriet en verlies in de rol van Kniertje moeten bij Bep Nooy extra hevig zijn geweest: een week eerder is haar man overleden.
“Het is geweldig dat moeder deze rol toch speelt”, zegt dochter Beppie voor de voorstelling, “maar zij is nu eenmaal een ras-artieste en wij wisten dat vader het zo wou. Hij had er zich ook zo over verheugd deze rol van mijn moeder in het ziekenhuis te zien; we hadden hem er een televisietoestel voor gegeven.”
Over het overlijden van haar man vertelt moeder Bep: “Als ik speel voel ik de pijn niet zo, maar het is als ik erover nadenk vreselijk wat er gebeurd is. De vorige week kwam ik ’s nachts om vier uur terug uit Den Helder, waar ik in De Jantjes Na Druppel gespeeld had. Er kwam een telefoontje uit het ziekenhuis, maar ik kwam te laat: mijn man was al gestorven. ’s Avonds moest ik weer Na Druppel spelen in De Jantjes en vrolijk over het toneel dansen. Het viel niet mee. Ik had toen liever Kniertje gespeeld, maar dat kon niet: het publiek kwam immers om zich te amuseren.”
Tilly van Vliet-Bep Nooy-Beppie Nooy-André van Dijk-
Ditty Doornbos-Willy Zuidema-Frits Engels
Op 4 oktober 1963 wordt er in het Centraal Theater een dubbel feestje gevierd rond een voorstelling van Herman Boubers Oranje Hein: haar zeventigste verjaardag en het feit dat ze vijftig jaar aan het toneel was. “Zelden zal een toneelhuldiging eerlijker, oprechter en hartelijker zijn geweest dan de hulde, die vrijdagavond werd geboden aan deze grote actrice van het volkstoneel, geliefd, ook bij haar collega’s, en die in het gezelschap ‘oma’ wordt genoemd “, schrijft de pers. “De ster van de avond was Bep Nooy sr. Ze speelde de rol van Tante Aal, die zoveel heeft te stellen met haar drankzuchtige koloniaal, Oranje Hein. Krachtig zette ze de kordate Jordaanse vrouw op de planken, alle mogelijkheden van deze kordate figuur uitbuitend. Geen kans op een lach liet ze ontglippen.” Behalve applaus en bloemen kreeg Bep Nooy allerlei cadeaus aangeboden, zoals “een lekkere stoel” van haar dochter en een koelkast namens het gezelschap.
Op haar zevenenzeventigste breekt Bep Nooy haar heup terwijl ze de spelersbus in wil stappen. Ze struikelt over een poppenwagen waar kinderen mee aan het spelen zijn. Het ongeluk krijgt de actrice niet klein, want ze zal nog een keer in Op Hoop van Zegen spelen.
Op haar zevenenzeventigste breekt Bep Nooy haar heup terwijl ze de spelersbus in wil stappen. Ze struikelt over een poppenwagen waar kinderen mee aan het spelen zijn. Het ongeluk krijgt de actrice niet klein, want ze zal nog een keer in Op Hoop van Zegen spelen.
Haar afscheidsrol, in 1972, is heel toepasselijk die van Kniertje. Na Esther de Boer-Van Rijk, die de rol van vissersweduwe als eerste op de planken zette, is Bep Nooy voor generaties theatergangers dé enige echte. Het is tevens haar zestigjarig jubileumvoorstelling in de Stadsschouwburg, zoals steeds door dochter Beppie geregisseerd, die trouwens binnen een dag is uitverkocht.
Bep Nooy met Wethouder Han Lammers
Een volgend eerbetoon komt op 22 januari 1973, als haar borstbeeld, van de hand van Pieter de Monchy, wordt onthuld in de hal van Carré. In april 1976 wordt ze koninklijk onderscheiden tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Het allerlaatste eresaluut zal haar begrafenis worden: ze overlijdt op 16 augustus 1976. Vier dagen later ligt ze opgebaard in Carré in een ‘chapelle ardente’, waar het publiek massaal afscheid van haar neemt; ze wordt vervolgens ter aarde besteld op Zorgvlied. De dood van de actrice grijpt veel mensen aan, zoals ook Johnny Jordaan, die naast haar in De Jantjes heeft geschitterd: “Ik ben er helemaal kapot van. Die vrouw heeft zoveel voor mij betekend. Het was een lieve vrouw die begreep wat er in het leven omging. Nederland heeft de grootste ster op het gebied van het volkstoneel verloren.”
Bep Nooy met borstbeeld vervaardigd door Pieter de Monchy in Carré
Beppie Nooy
gepassioneerde diva
Het is nog helemaal niet zo vanzelfsprekend dat Beppie Nooy het roer zal overnemen van haar vaders gezelschap. De op 26 januari 1919 geboren actrice en regisseuse begint haar loopbaan quasi vanzelfsprekend bij het Gezelschap Jan Nooy, doch ze wil niet aan het toneel. “Ze zat op de Handelsschool”, vertelt haar moeder, “Maar opeens had ze het te pakken.” Zoals dat vaker gaat in de wereld van het ambulante volkstoneel, valt er een gat in de bezetting van een stuk. Dan kijkt men om zich heen en wordt, bijvoorbeeld, familie ingezet. Zo staat ze al vroeg toneelervaring op te doen als een van de zeven dwergen in Sneeuwwitje. Beppie is dan een jaar of zeven.
Over haar jeugd vertelt ze eens: “Alleen in de vakanties ging ik mee op tournee met m’n ouders. Voor de rest ging ik keurig netjes naar school. Daar wisten ze natuurlijk dat ik de dochter van Jan en Beppie Nooy was. Daar werd heel anders op gereageerd dan ze nu zouden doen. Kijk, toneelspelers staan vandaag de dag midden in de gemeenschap. Maar in dié tijd was het meer van: ‘Hee mensen, haal je wasgoed binnen, daar komen de komedianten!’ Artiesten, daar werd toen een beetje argwanend tegenaan gekeken. Vandaar dat ik ook nooit op kinderfeestjes werd gevraagd. Of het moest zijn bij mensen die ons interessant vonden en met ons wilden pronken. Dat zijn nou de kinderen van Jan en Beppie Nooy werd er dan over mij en m’n halfzusje gesmiespeld. En dan kregen we het eerste van allemaal limonade en koekjes…”
Maar van het een komt het ander en zo speelt ze in Kamertjeszonden (1935/ ’36), Tijs Wijs de torenwachter (’39-’40), Terug van het front (’43-’44), De twee weezen (’46-’47) en Twee straatjongens van Parijs (’46-’47) in haar vaders groep. Actrice is ze dus inmiddels en zoals dat gangbaar is kijkt ook zij verder dan alleen haar eigen familie. Zo staat ze bij het Gezelschap Herman Bouber in Tante Dora (’46-’47), 4 is anders (’49-’50) en Buster ’t schoffie (’50-’51). Bij het Gezelschap Berry Kievits en Gerard Walden speelt ze in ’49-’50 in De tante van Charley en in datzelfde seizoen bij Het Vrolijk Toneel in Het kan niet gekker.
Een opmerkelijke overstap maakt Beppie Nooy begin jaren ’50. Ze schuift dan meer de kant van het cabaret op. Eerst in Hartendwaas bij het Gezelschap Toon Hermans (’51-’52), dan bij het Gezelschap Wim Sonneveld in Het meisje met de grote voeten (’52-’53) en vervolgens weer twee producties bij Toon Hermans: Ballot in ’53-’54 en Zaza in ’54-’55.
Toon Hermans is een lichtend voorbeeld voor haar. Ze zegt later over de kleinkunstenaar: “Van hem heb ik als artieste het meest geleerd. Toon is bezeten van zijn vak en die bezetenheid brengt hij op elke medewerker over.” Haar ervaringen daar brengen een lichtheid van genre met zich mee, die later op het repertoire van het Amsterdams Volkstoneel ook wel weer terug te vinden zal zijn. Die invloed duikt niet alleen op in het reguliere volkstoneelrepertoire, maar ook in de musicals die Beppie Nooy brengt. Zoals in Gypsy (’76-’77), naar een verhaal van Arthur Laurents (die ook West Side Story geschreven had), met muziek van Jule Styne (o.a. Funny Girl) en liedteksten van Stephen Sondheim. Of in Irma la Douce (’63-’64), met muziek van Marguérite Monnot en tekst van Alexandre Breffort (uit 1956). Die lichtheid is ook te merken in Spelletjes met vuur (een bewerking van My wife’s family van Hal Stephens en Harry B. Linton, 1931, met liedteksten van Pieter Goemans en Sieg Noach).
Willy Zuidema, die twintig jaar bij het Amsterdams Volkstoneel werkt, legt in de jaren zeventig uit: “Wim Sonneveld kon een liedje zingen waardoor, hoe zal ik ’t zeggen, een vrouw zich vrouw voelde. Nou, zoiets had Beppie nou ook: ze legde een grote tederheid in d’r regie. Ze wist met d’r kleine handjes onder je bloes te grijpen en je hart te pakken hè. Er is absoluut geen ander die dit kan. Dat kon alleen Beppie Nooy.”
In het laatste seizoen bij Hermans keert ze, vanwege de ziekte van haar vader, die in 1953 een attaque had gekregen, terug naar diens gezelschap in Het huis zonder vensters. Haar moeder heeft in de tussentijd, naast het spelen van hoofdrollen, de leiding van het gezelschap voorlopig overgenomen. Dat is nogal een prestatie, ook al omdat ze zelf aangeeft er geen aanleg voor te hebben. Ger Hinrichs: “Ik zie haar nóg naar het postkantoor aan de Waalstraat lopen om een postwissel te innen voor de betaling van haar mensen.” Lex Faassen, die ook meespeelt in bijvoorbeeld Er komt een vriend vanavond, neemt de artistieke kant waar. In die periode werkt de groep overigens gewoon door onder de naam Gezelschap Jan Nooy.
Tineke van Leer-Toon Hermans-Beppie Nooy
Omdat Toon Hermans begint met zijn eerste One Man Show en dus geen medespelers meer nodig heeft, kan Beppie Nooy zich vanaf 1955 geheel aan het gezelschap van haar ouders wijden en verandert zij de naam Gezelschap Jan Nooy in Het Amsterdams Toneel. De eerste productie die onder haar leiding tot stand komt is De Voddenraper van Parijs van Felix Pyat ( regie Alex Faassen Sr). Het is een hele ap voor haar, ook al omdat ze geen enkele ervaring heeft in het leiden van een gezelschap. Nadat zij het manuscript van Rooie Sien heeft opgespoord en omdat ze artistiek en zakelijk meer heil ziet in het volkstoneelrepertoire, verandert Beppie Nooy na deze eerste productie definitief de naam van het gezelschap in Het Amsterdams Volkstoneel. Vanaf dat moment zal zij van alle producties die zij uitbrengt ook de regie voeren. Die nieuwe naam is ook wel een weerspiegeling van de nieuwe wind die Beppie Nooy in haar vaders gezelschap wil laten waaien. Zoals de meesten van zijn collega’s is ook Jan Nooy door de jaren heen al wel met zijn tijd meegegaan, door bijvoorbeeld aan bestaande producties liedjes toe te voegen met modernere instrumentaties. Wat dat betreft is Beppie’s leiding niet veel anders dan die van haar vader.
Op de vraag aan wie ze het meest te danken heeft, zegt ze: “Aan mijn vader, de acteur Jan Nooy. Niet zozeer als artieste, want ik heb maar kort bij hem gewerkt, en enkel kinderrolletjes. Maar hij was acteur en zakenman en ik heb altijd een enorm respect gehad voor zijn manier van werken, voor zijn manier van zakendoen. Mijn zakelijke inslag heb ik van hem. In dat opzicht heb ik veel van hem geleerd.”
Beppie Nooy-Berend van den Amstel
De zoons van Beppie herinneren zich nog goed hoe het toeging in de jaren voordat er uitgebreide tournees konden worden geboekt. Dick Nooy: “Was er in Alkmaar ruimte in het theater, dan werd er gebeld: kan het op donderdag nog voor Rooie Sien? En dat was dan uitverkocht. Dat ging gewoon van mond tot mond.” Ger Hinrichs voegt toe: “Na een succesvolle avond ging mama voor het doek staan en dan kondigde ze aan dat er de volgende vrijdag weer een voorstelling zou zijn. Die was dan ook weer uitverkocht.” Dick: “In Middelburg ging het ook zo, nog een stapje heftiger: daar volgde nog een voorstelling dezelfde avond. Dus eentje om acht uur en eentje om twaalf uur. Ger had toen de leiding over de technische ploeg: “Het was erg zwaar voor de jongens, nóg een keer dezelfde dag.” En: “Zo’n verlenging werd ook wel op het radionieuws verkondigd, maar dat werd toen maar een paar keer per dag uitgezonden.”
Het is in de jaren vijftig erg een tijd van de eindjes aan elkaar knopen. Marty Hinrichs: “Mijn moeder zocht mensen die voor een krats werken wilden. Dat ging zo bij alle ambulante gezelschappen. Dit was halverwege de vijftiger jaren, voor de oorlog was dat nog veel sterker het geval. De mensen waren al lang blij met hun baantje. Mensen bleven jaren hangen, speelden uiteenlopende rollen, zodat ze konden blijven. En dan moesten ze ook nog hun eigen kostuums meebrengen: een smoking was verplicht. Mijn moeder deed bovenal aan typecasting.” Dick Nooy: “De acteurs die werden geëngageerd waren geen topacteurs, hadden geen opleiding. In tegenstelling tot het gesubsidieerde toneel, daar kwamen ze van de toneelschool. Johan te Slaa bijvoorbeeld speelde een fantastische reder in Op Hoop van Zegen bij het Volkstoneel en Rudi Falkenhagen een prachtige Geert. Maar bij de Nederlandse Comedie brachten ze het niet verder dan veldwachter in hetzelfde stuk.” En dat terwijl ze, vertelt Dick Nooy, “door het grootste gezelschap van Nederland waren weggekaapt op grond van de prestaties bij ons.” De rol van reder Bos is voor Johan te Slaa overigens het beginpunt van zijn professionele carrière.
Maandcontracten zijn er niet, vertelt Marty, “de mensen werden per voorstelling betaald; daardoor waren er vaak veranderingen in de cast, de mensen schoven door als ze elders werk konden vinden. Ze moesten daarom wel zorgen met iedereen bevriend te blijven. Vanaf ’68-’69 veranderde dat, toen kwamen er contracten, speelden we met een vaste cast. Tot het ophouden in 1992 waren er contracten per productie. Geprobeerd werd dat minimaal zes maanden te laten zijn, dat was de minimumeis om ww te krijgen.”
Avenir Light is een rustig en stijlvol lettertype dat de voorkeur heeft van vele ontwerpers. Het is een goed lettertype voor titels, paragrafen en meer.
In die eerste jaren met Beppie aan het roer zet zij het beleid voort dat ook Jan Nooy heeft gevoerd: dat gaat op basis van zogenoemde ‘uitkopen’: voorstellingen die geheel en al betaald worden door de opdrachtgever. Zo worden in het seizoen ’55-’56 Er komt een vriend vanavond, Tien kleine negertjes, Het witte legioen en Huis vol herrie gespeeld in kampen van arbeiders en militairen. Het jaar erop is De Voddenraper van Parijs terug als eigen productie, inclusief eigen risico, want er is gespaard tijdens de uitkopen.
Er wordt ook nog voor militairen gespeeld, De wereld van morgen (van James Gow en d’Arnaud) bijvoorbeeld in maart ‘55. In de pers wordt enthousiast gereageerd: “Er werd door de Amsterdammers voortreffelijk gespeeld. (…) Het enthousiasme, de uitbeeldingskracht en – om het enig juiste woord te zeggen – de liefde welke er in het spel werd gelegd, mochte beslist voorbeeldig heten.”
Ondanks uitverkochte zalen begint er toch iets te wringen bij Beppie Nooy. Want de theaters mogen dan vol zitten, de kritieken over het algemeen positief zijn, er komen haar ook opmerkingen ter ore als: “Het is wel leuk, maar je merkt toch wel dat het uit een voorbije tijd is. Echt boeien kan het niet meer.” Zelf zegt ze een tijd later: “We hebben maanden aan De voddenraper van Parijs gewerkt. Het stuk had ’n redelijk succes, maar toch ook weer niet zo dat je kon zeggen: daar hebben de mensen op zitten wachten.”
Dat raakt de ziel van de kunstenares, die juist wél toneel ziet als een spiegel van wat de mensen bezighoudt. Een logische keuze wordt daarom Rooie Sien, overigens een stuk dat ten tijde van de première bij het Amsterdams Volkstoneel in 1958 ook al weer zowat veertig jaar oud is. Maar met genoeg leven erin, genoeg tijdloosheid ook om het recht overeind te laten staan.
Zelf zegt Beppie over Rooie Sien: “Het is een keihard kreng van een stuk. Moorden, hoeren, de hele troep door mekaar. Dat moet sidderen.” En: “Ik ben zoveel van die vrouw gaan houden en ik heb haar zo goed leren begrijpen, dat ik op ’t laatst Sien was geworden. Elke avond als ik haar had gespeeld, voelde ik me alsof ik zojuist een bad had genomen.”
Zoals Fietje Spree (de tweede vrouw van de schrijver Marius Spree) in 1918 het al had gedaan, zo pikt Beppie Nooy het stuk ook op: als een dubbelrol. Ze speelt dan zowel de oude als de jonge Sien. De twee – Beppie Nooy en Rooie Sien – worden min of meer synoniem, na 19 jaar en 1353 voorstellingen. Mede en vooral door die dubbelrol krijgt ze de eretitel ‘De vorstin van het volkstoneel’.
Kwaliteit staat bovenaan. Tekenend is wat ze eind 1961 tegenover journalist Marinus Schroevers zegt over de kracht van De Jantjes én Rooie Sien: “Wat best is is niet gauw oud.”
In een artikel in het Rotterdamsch Nieuwsblad, de dag na de première van Rooie Sien, heeft W. Wagener een beschouwing over de Nooyen: “Een rassig komediantengeslacht, dat wel nooit aan Shakespeare toekwam, maar die doet het ook niet zo best in de ongesubsidieerde toneelspreiding. In de nieuwe Rooie Sien-presentatie zijn de taferelen met eenvoudige middelen karakteristiek, wat de bars betreft, zelfs met smaak aangekleed.”
Ab Hofstee-Beppie Nooy
In een andere krant: “Beppie Nooy kan wel spelen. Ze had het brede gebaar, de hartstocht, de ongegeneerdheid, waar dit soort toneel, waar alleen het woord ‘moeder’ een typische geladenheid heeft, om schreeuwt. Zij was breeduit de slecht vrouw aan het begin, het opgroeiende kind in het midden, de tot inkeer gekomen en bij de blinde opa teruggekeerde ontgoochelde aan het slot.” En Beppie Nooy “speelde Rooie Sien met alle hartstocht en charge, die deze rol en dit stuk nodig hebben.”
In het seizoen ’59-’60 komt De Jantjes op het repertoire, en wordt – met Rooie Sien en Op Hoop van Zegen – een van de drie ankerpunten van het Amsterdams Volkstoneel. Onder regie van Beppie Nooy wordt De Jantjes, met een toch al roemrijk verleden, opnieuw een klassieker, niet in de laatste plaats door de rol van haar moeder als Na Druppel. Voor het reputatie van het gezelschap is de registratie van De Jantjes op televisie, aan het eind van de tournee, in 1960 onder regie van Berend Boudewijn, een keerpunt. Dat is live vanuit de Kleine Komedie, mensen blijven er thuis voor, het is stil in de stad. Als het gezelschap na afloop een feestje wil gaan vieren in café Schiller op het Rembrandtplein gaan de ramen in de Halve Maansteeg open en roepen de mensen ‘Bravo! Bravo!’, vertelt Beppie Nooy achteraf ontroerd. “Toen konden we geen kwaad meer doen.”
Een ronduit legendarische De Jantjes zal in 1970 volgen, met namen als ramses Shaffy, Johnny Jordaan, Carry Tefsen en Yoka Berretty.
Avenir Light is een rustig en stijlvol lettertype dat de voorkeur heeft van vele ontwerpers. Het is een goed lettertype voor titels, paragrafen en meer.
Avenir Light is een rustig en stijlvol lettertype dat de voorkeur heeft van vele ontwerpers. Het is een goed lettertype voor titels, paragrafen en meer.
Daarmee heeft ze luid en duidelijk bereikt wat haar voor ogen stond. Beppie Nooy beschouwt het als haar taak om mensen die nooit naar een schouwburg gaan over hun drempelvrees heen te helpen, schrijft Marcella van der Weg in Het Parool. Amusement bieden met een tikje sociaal engagement. “Ik wil de mensen een beetje gelukkig en ook een beetje verdrietig maken om alles wat er in hun leven en om hen heen gaande is. En dan worden ze hopelijk toch voldoende sociaal bewogen, zodat ze er thuis over na gaan denken”, zo zegt ze zelf.
Dat dat lukt, blijkt wel uit een herinnering van acteur Dick Scheffer: “We speelden eens voor bejaarden in Amsterdam-Osdorp een marktscène, waarbij de Volendamse muzikanten opkwamen. Ze speelden In de Jordaan en daar begonnen die oudjes op de eerste rij me toch te walsen! De tranen stroomden me over de wangen. Als je het nou hebt over functioneel toneel, dan is dit het wel. Volle zalen, dat heeft Beppie bereikt. Haar kracht was haar authenticiteit. De mensen voelden dat het echt was.”
“Negenentwintig jaar ben ik aan het toneel”, vertelt Dick Scheffer in hetzelfde interview. “Mooie rollen gespeeld hoor. Totdat ik bij het Amsterdams Volkstoneel kwam, een paar jaar geleden. Je krijgt een respons op je werk, hartverwarmend. Die reacties geven me een enorme kick.”
Carry Tefsen - Dick Scheffer
Beppie’s bevlogenheid gaat hand in hand met haar passie en perfectionisme in het theater. “Zodra ik voor mijn werk het theater binnenloop, vergeet ik verder alles om me heen. Mijn schoenen schop ik uit, mijn tas gooi ik zomaar ergens neer en ook mijn bril is onmiddellijk zoek. Ik heb dan nog alleen maar oog voor wat we op het toneel aan het doen zijn en wat daar nog aan mankeert”, beschrijft ze in een vraaggesprek haar eigen instelling. En er wil in haar ogen nogal eens iets mankeren. “Bij repetities ben ik nooit tevreden en ik vind ’t bijna nooit goed. Wat zullen ze de pé in me hebben, denk ik wel eens.”
Albert Mol, die in 1970 de ziek geworden Johnny Jordaan vervangt in De Jantjes: “Inspraak was bij Beppie niet mogelijk. Je kon je smoel houen. Intellectueel geouwehoer, daar moest ze niks van hebben. Toneelspelen doe je met je hart, zei ze altijd. Of met een ander lichaamsdeel en nou mag u twee maal raaien wat ik bedoel.”
In dat kader herinnert Dick Nooy zich de reactie van Dick Rienstra als hij in later jaren aantreedt bij Nooy’s Volkstheater: “Hij was de lijfelijke regie van mijn moeder gewend. Dus toen ik iets zei in de trant van het ‘aftasten van een rol’, riep hij: ‘wat krijgen we nou, is het volkstoneel psychologisch geworden?’.”
Albert Mol - Bep Nooy
Maar daar staat tegenover dat Beppie Nooy tegelijkertijd zeer op haar collega’s gesteld is. Haar schoondochter Carry Tefsen: “Weet je, ze had liever aardige mensen om zich heen dan mensen met buitengewoon veel naam. Ze kon soms halverwege op een repetitie uitroepen: ‘O, wat zijn we toch een heerlijke groep met elkaar. Jullie zijn gewoon hartstikke fijne mensen.”
Een opmerkelijk tussensprongetje maakt Beppie Nooy in 1964. Bij wijze van belegging opent zij op Brouwersgracht 101 een restaurant, Harap Berkat genaamd, wat vrij vertaald kan worden als Op Hoop van Zegen. Dat loopt goed, totdat het pand ineens moet worden gestut in verband met eventueel instortingsgevaar. Klanten en personeel blijven weg en het is einde oefening. Het volgend seizoen, 1965-’66, wordt Rooie Sien hernomen.
Een vetpot was het al niet bij haar ouders thuis (regelmatig moest het meubilair van haar ouders naar en van het theater gesleept worden als rekwisieten), en dat is het ook ten tijde van het Amsterdams Volkstoneel niet echt. Subsidie is er alleen voor het ‘grote toneel’, dat wordt pas anders als Beppie Nooy in 1969 dreigt het gezelschap op te heffen. Pas dan komt er in 1970 eindelijk wat subsidie van het toenmalige ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. Dat is ook wel nodig, want eind 1965 zegt ze al dat een groot bezet stuk als De Jantjes niet meer te betalen is. “Met Rooie Sien had ik toch veel succes. We hebben nu bijna duizend voorstellingen gehad, maar zelfs als we voor volle zalen van vijf- à zeshonderd mensen speelden, moesten we er geld op toe leggen. Alles is zo duur geworden. En ik durf het werkelijk niet meer aan weer zo’n groot bezet stuk te brengen. Als het een flop wordt kost het me zestigduizend gulden. Natuurlijk, ik zou dolgraag weer een groot bezet stuk willen brengen, daarom heb ik nu ook subsidie aangevraagd.” Tot die er is, gaat het allemaal wat kleiner, vertelt ze: Blanke ballast van Leo Gordon gaat in september ’66 op de planken komen. “Het is een stuk met acht mannen en een vrouw. Dat is nog te betalen, maar een spel met dertig mensen zoals De Jantjes dat wordt heel moeilijk.”
Suikerzakje Harap Berkat
Een subsidieaanvraag is er ook in 1968 weer voor Spelletjes met vuur van Stephens en Linton uit de twintiger jaren.
Het stuk gaat spelen in de Plantage, voor de oorlog een illustere uitgaansbuurt. Het vroegere Rika Hopper-theater, al lang in gebruik als de bioscoop Desmet, wordt weer theater. Johnny Kraaykamp speelt er een hoofdrol in als Dokter Niks, al komt het ook tot een rechtszaak tussen Beppie Nooy en hem omdat hij een aantal voorstellingen in de verlengde speelduur van het stuk niet kan spelen vanwege verplichtingen elders. Een proces dat Kraaykamp wint. Wel kan hij in de weekeinden de opvallende overstap meemaken van het stuk: in Carré is de De man van La Mancha van Opera Forum geflopt en Spelletjes met vuur kan de leemte daar vullen.
“Gewild of ongewild een voorstelling die een reconstructie lijkt van wat zich in de jaren twintig in kleine theatertjes heeft afgespeeld”, schrijft de pers, “Spelletjes met vuur heeft alles in zich om een topper te worden.” en “Een uitnemende greep voor een avond van vrolijkheid.” Ten slotte: “Het enthousiasme van de zaal bewees ook gisteravond weer, dat zij zich niet voor niets inzetten.” Onder de acteurs krijgt vooral – op de premièreavond nog grieperige – Johnny Kraaykamp bijval, maar wordt ook het optreden van Bep Nooy “hartverwarmend” genoemd.
Behalve aanhoudend getob met de financiën begint het eerst geestelijk en daarna fysiek minder te gaan met Beppie Nooy. Zij moet in 1976 haar rol in Gypsy om geestelijke gezondheidsredenen overdragen aan Mady Misset, die er een kleine rol in heeft en eerder bij Ted de Braak werkte en radiowerk deed. Tijdens de try-outs van Gypsy, dat omgedoopt was tot Een vrouw als Beppie omdat het haar afscheidsvoorstelling als actrice zou zijn, is er van alles misgegaan, publiek loopt de zaal uit en eist zijn geld terug. Ook het feit dat haar moeder die augustus is overleden eist zijn tol: “Ik zag haar telkens voor me en als ik in Carré kwam om te repeteren, was er ook dat beeldje van haar.” Toch krabbelt Beppie Nooy weer op, al was het maar omdat de mensen om haar heen haar zo steunen. Albert Mol bijvoorbeeld schrijft haar een lange brief: “Een paar jaar geleden heb jij me uit mijn isolatie gehaald toen je me voor De Jantjes nodig had en ik stil wilde leven. Nu moet jij er uit. Kop op meid.”
Dat lukt de vedette, want in 1978 is ze weer terug in haar element met Als je lacht dan ben je rijk, een bewerking van de Bouber-stukken Bleeke Bet en Oranje Hein. In feite zijn het de hoogtepunten uit de twee stukken aan elkaar geplakt, met dus opnieuw liedjes van Louis Davids en Margie Morris. Herman Boubers kleinzoon Bob is er overigens niet over te spreken: het was wat hem betreft eens maar nooit weer dat twee stukken van zijn grootvader op deze manier worden bewerkt.
Maar het is wel weer helemaal Jordaan. Met een cast vol volkstoneelvedetten als schoondochter Carry Tefsen, Martin Brozius, Wim Wama, Hetty Blok, Dick Rienstra, Mimi Kok, Sies Foletta en Willy Brands, en de net bij toneelgroep Globe ontslagen Dick Scheffer… De eerste regels van het titellied zijn veelbetekenend in de omstandigheden:
Wel is al sinds de jaren 60 van het Volkstoneel een stichting gemaakt, wat noodzakelijk is voor het krijgen van subsidies. Die leidt een wat sluimerend bestaan zolang Beppie volop aan het roer staat, maar in de tijd van haar burn-out tijdens Gypsy komen de eerste tekenen vanuit het stichtingsbestuur, die ook verstrekkende gevolgen zouden hebben in de nabije toekomst. Voor het moment ziet het bestuur zich genoodzaakt na te denken over een situatie waarin Beppie zal zijn weggevallen. Rond die tijd wordt Martine Verhoog, die volgens Dick Nooy regelmatig een bedenkelijke rol speelt, zakelijk leider.
In januari 1979 viert Beppie het vijfentwintigjarig jubileum van het Amsterdams Volkstoneel en wordt Rooie Sien met een première in Carré weer gespeeld, nu in een bewerking van haarzelf en haar zoon Dick. Carry Tefsen speelt de titelrol.
Aan een kwaje bui heb ik een broertje dood,
Als je drenst en zeurt ben je ’n idioot,
Want de paar minuten die je leven kan
Maak daar geen vervelend drama van.
Toen begreep Carry dat er nu maatregelen getroffen moesten worden. Op haar eigen advies nam Carry contact op met een dokter die haar onderzocht. Hij gaf haar een verwijsbrief voor het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis. Beppie schrok er van. Zij had misschien wel gedacht dat zij erg ziek was, maar nu werd zij er mee geconfronteerd dat zij inderdaad behandeld moest worden en de situatie kritiek kon zijn. Men wilde haar meteen diezelfde vrijdag laten opnemen. Het bleek dat zij een gezwel had. Dat moet zij misschien al maanden of misschien nog langer hebben gehad. De artsen vinden het verbijsterend dat zij daarmee heeft kunnen doorwerken.”
“We hadden helemaal niet door dat het zó ernstig met haar gesteld was”, vertelt zoon Marty Hinrichs, “dat hield ze voor zichzelf. Tot ze in ’79 plots in het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis belandde. Toen wisten we dat het goed mis was.” Ze is dan al wel druk bezig met het opstarten van Potasch en Perlemoer. Op 30 juli van dat jaar overlijdt Beppie Nooy. Haar onderscheiding tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau maakt ze wel nog mee, de Johan Kaartprijs ontvangt ze in oktober van hetzelfde jaar postuum. Beppie Nooy krijgt de begrafenis van een groot actrice, net als haar moeder ligt ze opgebaard in Carré en wordt ze, begeleid door een enorme menigte, begraven op Zorgvlied.
Carry Tefsen als Rooie Sien
Potasch en Perlemoer, met Hans Boskamp en Lex Goudsmit, gaat door. Maar het stichtingsbestuur besluit de leiding van het Amsterdams Volkstoneel niet in de familie te houden.
Beppie Nooy is twee keer getrouwd, de eerste keer met de piloot Ger Hinrichs, bij wie ze haar zoons Ger en Marty krijgt. Haar tweede huwelijk is met acteur Bert Silvester. Hun zoon is Dick.
De Nooy-zonen
de volgende generatie
M
Marty Hinrichs - Dick Nooy - Ger Hinrichs
Uit de twee huwelijken van Beppie Nooy komen drie zoons voort: Ger, Marty en Dick. De eerste twee (respectievelijk geboren op 7 november 1940 en 1 februari 1942) als kinderen van piloot Ger Hinrichs, de laatste (18 februari 1948) van acteur Bert Silvester.
Zoals het gaat in echte theaterfamilies, zijn de jongens al van kindsbeen af op de een of andere manier betrokken bij het wel en wee van het toneelgezelschap.
Al gauw laten Ger en Marty de school voor wat die is: “We wilden naar het theater, dat zit je toch in het bloed. Dus kwamen we met de bus of trein naar de voorstelling.” Marty: “Ik was dertien of veertien jaar oud toen ik liftend naar Rotterdam ging, naar het theater. Moeder had daar niets op tegen. Ze deed er ook wel haar voordeel mee. Als zoons speelden we ook toneel, figuratie, een klein rolletje. We waren natuurlijk ook goedkoop als kinderen van de directeur.”
Voor Ger is het thuis niet je dát. “Mijn moeder was een egocentrisch mens, ’t ging altijd over haar en over het vak. Ze was wel meer moeder als ze bij iemand werkte, maar zodra ze zelf directrice was, was er geen tijd meer voor privé. Ze was zó behept met het vak.”
Als hij een jaar of acht à negen is, haalt zijn moeder – druk met haar werk – een inwonende Duitse huishoudster, tante Leni, in huis die alles bestiert. “Dickie was zeven jaar jonger dan ik. In het begin vond ik het nog wel leuk, zo’n klein broertje, maar die huishoudster was stapelgek op Dickie. Ze maakte ook van die beeldige pakjes voor hem en zo. Dat stoorde me. Ik had regelmatig ruzie met haar en ben toen bij mijn grootmoeder gaan wonen.”
Als Ger tien jaar is, gaan zijn ouders uit elkaar. Voogdij volgt voor alle drie de jongens, anderhalf jaar in een weeshuis in de Volkerakstraat. Ger gaat vervolgens wonen bij zijn oma. Met zijn stiefvader Bert Silvester kan hij niet goed overweg. Dit huwelijk komt in 1960 ten einde.
Ger rolt de techniek in bij het Amsterdams Volkstoneel. “Toen ik 17 of 18 was, heb ik een jaar lang de techniek gedaan bij een Franse revue, mee op tournee dwars door Europa.. Daarna kwam ik in dienst bij moeder, waar Marty toen ook was. Hij vertrok in 1963 naar de Hoofdstad Operette. De verhalen waarmee hij thuis kwam, waren zo fantastisch, dat ik hem een jaar later gevolgd ben.” “Het werken daar was een openbaring. Zo professioneel in tegenstelling tot het Amsterdams Volkstoneel in die dagen, contracten van acht maanden, séjours en salaris op tijd betaald, veel decors…”
Marty Hinrichs Ger Hinrichs
In ’67 werkt Ger nog een tijdje in de Moulin Rouge, de stripteasetent van Kees Manders, waar hij ook weer de techniek verzorgt. “Veel champagne zien langskomen en zo, maar het werk stelde niet veel voor. Muziekband aan, iets meer licht voor een goedgevormde dame, minder voor een voluptueuzere…” Ger ontmoet er een Marokkaanse danseres en trekt met haar een tijdje rond. In ’69 vraagt Beppie Nooy haar zoons voor De Jantjes. Daar ontmoet Ger zijn latere vrouw Carry Tefsen. Vanaf 1980 is hij betrokken bij Nooy’s Volkstheater en vervolgens het Nederlands Volkstoneel. In de jaren negentig doet Ger nog een paar keer de techniek bij de Jeugdkomedie Amsterdam van Riny Blaaser, een halfzuster van zijn moeder, en haar zoon Herry Hubert. “Van half december tot half april was dat dan, zo’n 130 voorstellingen, voor scholen ook.”
Met zijn vrouw Carry Tefsen heeft hij twee zoons, Kim en Leyn.
Kees Manders
Marty gaat op z’n dertiende of veertiende van school om verkoper te worden bij V & D. “Dat kon toen nog, op die leeftijd”, vertelt hij. “Lang heeft dat niet geduurd, na een jaar of zo ging ik werken voor een etalagepoppenbedrijf: koppen schilderen, pruiken maken, dat soort werk. En tegelijkertijd ’s avonds zo goed en zo kwaad als dat ging naar voorstellingen toe natuurlijk. Soms speelde ik wel kleine rolletjes of hielp ik mee met de techniek.”
Als enige van de broers heeft Marty echt de ambitie om acteur te worden. “Ik kon ontzettend snel leren. Terwijl ik in de techniek bezig was, kreeg ik de repetities natuurlijk mee. In een week zat zo’n stuk er dan in. Dus kon ik invallen, ik heb zowat alle kleine rollen wel gespeeld als er iemand ziek was of ergens anders een schnabbel had. Op die manier heb ik bijvoorbeeld in de jaren zestig Gerrit in Rooie Sien overgenomen.”
Hij heeft, behalve Ko Breman, zowat alle mannenrollen in Rooie Sien gespeeld, vertelt Marty. “Maar ook De Schele in De Jantjes, tijdens de tournee na de televisie-uitzending bijvoorbeeld. En de rol van Maxim Hamel in Irma la Douce, toen die rond de kerst een paar dagen niet kon.”
Dat doet de hoop rijzen dat hij een plek zal krijgen in de cast van Op Hoop van Zegen, als dat in 1962 weer zal gaan. “De mooiste rol is natuurlijk die van Barendje, maar die kreeg ik niet. Moeder wilde me liever reserve houden, voor als er iets gebeurde, dat was handig voor haar natuurlijk.” Daarmee worden de acteerambities van Marty opgeborgen.
Cultureel Centrum Amstelveen
Hij kiest voor een ander pad en wordt inspiciënt bij de Hoofdstad Operette. In 1964 ontmoet Marty zijn latere vrouw Hanny Vree bij de operette, waar zij danseres is. Na zeven jaar verkast hij naar het Amstelveens Cultureel Centrum, dat dan net geopend is, om er de eerste chef toneelmeester te worden.
Al die tijd is het volkstoneel niet ver weg, de banden blijven bestaan. Hij ontwerpt vrijwel alle decors voor zijn moeder, zowel op toneel als voor televisie.
Na het overlijden van Beppie Nooy in 1979 veranderen de zaken. Het Amsterdams Volkstoneel ontglipt de broers, maar de drie broers gaan hun eigen Nooy’s Volkstheater leiden, en later het Nederlands Volkstoneel. Vanzelfsprekend ontwerpt hij er ook de decors. Hij is, om het verhaal rond te maken, ten slotte de grote motor achter de herstart van het Nederlands Volkstoneel met Omdat Ik Zoveel Van Je Hou.
Met zijn vrouw Hanny Vree heeft hij een dochter, Danny, die ook in het theatervak is beland. De Blauwe Engel (1959)
Dick Nooy wordt voor zijn middelbare schooltijd in een internaat geplaatst, het lyceum in Hoogezand-Sappemeer. “Een dure kostschool. Het kostte een jaarsalaris van een arbeider. Dat kon moeder betalen door Rooie Sien. Ook zo’n teken van hoe succesvol dat was.” Zijn moeder wil eigenlijk dat hij daarna rechten gaat studeren, “maar ik zag er niets in, zo’n droge studie. Wat ik wilde was kleuterleider worden, ik was dol op kinderen. Maar op die opleiding werden toen nog geen jongens toegelaten.”
Eenmaal terug thuis blijft Dick bij het gezelschap rondhangen. Na een paar weken volgt er – zo ongeveer traditiegetrouw – een figurantenrolletje. “Toen werd de acteur die Mooie Frans speelde in Rooie Sien ziek en ben ik ingesprongen, stond ik op mijn achttiende ineens als pooier van mijn moeder op ‘t toneel.”
Van het een komt het ander. “Even een liedje korter maken, even een brief tikken, de boekhouding doen… binnen een jaar was ik er helemaal in verweven. Ik kon niet meer terug, maar ik wilde ook niet meer terug. Het jaar erop haalde mijn moeder Blanke Ballast terug. Ze vroeg mij voor een bewerking en ik hielp ook bij de casting.”
Dick Nooy komt er achter dat de artistieke kant van het vak, het schrijven en regisseren, hem het meest liggen: “Dan ben je eigenlijk God.” Maar bij alles wat hij doet blijft hij steeds op de achtergrond, in de schaduw van zijn moeder. “Tegelijkertijd was ik natuurlijk zo ongeveer een praktijkopleiding aan het volgen.”
I
In januari van 1979, het jaar waarin Beppie Nooy zal overlijden, roept ze hem apart. Beppie Nooy-Bep Nooy-Dick Nooy(10 jaar)
“Ze vroeg me of ik de artistieke leiding wilde overnemen van het Amsterdams Volkstoneel. Voor de volgende voorstelling, Potasch en Perlemoer, wilde zij alleen de regie nog doen. Ze moet toen al hebben geweten dat ze ziek was. Jammer genoeg heeft ze verder over haar vraag aan mij verder met niemand gesproken.”
Als rechterhand van zijn moeder zit Dick Nooy dan al vaak bij bestuursvergaderingen. “Zij zat er als eindverantwoordelijke bij, gewend als ze was dat haar wil wet was – óók bij het bestuur. Maar het was aan mij om plannen, om begrotingen te verdedigen. Dat vond het bestuur niet leuk, ik was niet erg geliefd, er waren fricties.”
Bij Nooy’s Volkstheater krijgt Dick de ruimte. Hij schrijft, regisseert. “Ik kon er volledig mijn ei kwijt.” Tot het, rond de voorstelling Boefje, het eind van Nooy’s Volkstheater en het begin van het Nederlands Volkstoneel, uitloopt op een artistiek verschil van mening tussen Dick en zijn broers, waarna Dick zijn biezen pakt.
Hij doet een poging een eigen gezelschap op te richten, de Nieuwe Nooy Groep. “Ik wilde De kleine Johannes van Van Eeden bewerken en een revueachtig spektakel brengen dat was gebaseerd op de wildgroei aan therapieën in die tijd. Het zou Frits, Marie en de therapie gaan heten.” Er is contact met Jaap van de Merwe, met wie hij had samengewerkt voor De Jordaan. De besprekingen vlotten, tot er onmin komt over geld en de samenwerking wordt afgebroken. Hoewel er wel een positief advies van de Raad voor de Kunst ligt voor met name De kleine Johannes, is dat nog geen garantie voor subsidie, die dan ook uitblijft. “Ik heb nog een tijdje vanuit mijn tuinhuisje geprobeerd de zaak vlot te trekken, maar dat ging niet. Mijn zoon Richard was net geboren en ik vroeg me af wat ik aan het doen was. Dus heb ik de stekker er uit getrokken.”
Dick Nooy wordt psychisch afgekeurd (“Ik had onder meer enorme plankenkoorts.”) en belandt in de WAO. “Ik schrijf nog wel eens iets, liedjes voor amateurgezelschappen of ik regisseer ze,
maar professioneel heb ik daarna niets meer gedaan.”
Dick Nooy
Na beëindiging van de bijna tien jaar durende relatie met Loretta Schrijver leert hij zijn huidige vrouw Ellen kennen, werkzaam in de GGZ. Met haar krijgt hij een zoon, Richard. “Een begaafd amateurpianist, maar hij studeert nu economie en politieke wetenschappen in Londen. Hij wil naar Brussel, de Europese politiek lokt.”
Dick Nooy overleed op 12 april 2019 op 71 jarige leeftijd. Loretta Schrijver
De Nooy-vrouwen
En dan zijn er de vrouwen. De Nooy-vrouwen zijn altijd heel belangrijk geweest bij het gezelschap. Bep Nooy in de grote rollen, Beppie Nooy eveneens in de hoofdrollen én als onbetwist leidster van het Amsterdams Volkstoneel. En vervolgens de schoondochters: Carry Tefsen en Hanny Vree, tot en met het optreden in de jubileumproductie Omdat Ik Zoveel Van Je Hou van Danny Nooy, dochter van Marty Hinrichs en Hanny Vree.
Marty ontmoet Hanny al in 1964, bij de Hoofdstadoperette. Ook zij komt uit een artiestenfamilie. “Mijn vader Henk was musicus, zijn ouders waren acrobaten, die in hun jonge jaren de hele wereld hebben afgereisd. Mijn vaders broer John had een variétéact waarmee hij in het Lido stond, maar ook in de Verenigde Staten heeft rondgereisd. Mijn moeder Alie had een mooie zangstem, maar koos voor haar gezin.”
Zelf volgt ze een klassieke balletopleiding, “dat trok me al vroeg aan, vanaf dat ik een jaar of vijf, zes was.” Die passie is gebleven, maar eenmaal op het toneel ziet ze meer mogelijkheden.
Ze belandt bij de Hoofdstad Operette, waar ze als danseres wordt geëngageerd. “Dat was geen heel groot ensemble, dus er waren ook andere dingen te doen, kleine rolletjes te spelen. Dat vond ik zo leuk dat ik niet meer zo gefocust was op dans.” Hanny Vree neemt zanglessen, het acteren heeft ze al doende geleerd.
Hanny Vree
Op mijn 21e realiseerde ik me dat ik mijn doel had bereikt en dat er zoveel andere mogelijkheden waren. Ik was er, eerlijk gezegd, een beetje verbaasd over. Rond die tijd kwamen er pas echt nieuwe ambities.”
Om wat van de wereld te zien belandt ze, met een aanbeveling, bij het Stadttheater in Baden bei Wien. “Een voorstadtheater is dat. Maar ik was te eigenzinnig voor de hiërarchische structuur die daar heerste. Mijn werk deed ik wel goed, maar dát was lastig.” Na een seizoen keert ze terug naar Nederland, waar genoeg werk is. “Ik kende Marty toen ook al, we hadden een relatie, dus dat jaar in Oostenrijk was al moeilijk genoeg geweest ook om die reden.
Uiteindelijk komt ze terecht in Rooie Sien, bij het Amsterdams Volkstoneel. “Ik deed ensemblewerk, soms een danssolo. En van ’t één is ’t ander gekomen.” Een herinnering, met een glimlach: “Ik was een jaar of twaalf, dertien toen er bij ons in de buurt affiches hingen van Rooie Sien, met Beppie in een uitdagende houding. Seksualiteit en sensualiteit, dat lag in die jaren heel anders. Ik heb er later, toen ik zelf eenmaal in dat ‘fel realistisch zedendrama’ speelde veel aan moeten denken.”
Beppie Nooy is strenger tegenover haar eigen mensen, haar familie dan tegenover anderen, merkt Hanny Vree. “Ik moest tweehonderd procent presteren, ze hield mij nog strenger aan de hand. Dat is een goed uitgangspunt gebleken.”
Wat zij zich vooral ook herinnert is het feilloze gevoel voor casting dat haar schoonmoeder had. “Ze zette de mensen op de goede plaats. Daarbij komt dat ze zélf echt alles kon spelen, van een oude man tot een jong meisje. Je dorst dan zelf bijna niet meer.” Zelf belandt Hanny Vree rond 1970 in De Jantjes, in de rol van Blonde Greet, die eerder door Yoka Berretty was gespeeld.
“Carry en ik nemen allebei tijdens repetities een erfenisje van Beppie mee. Ik zie en voel de haar regie, die zit me onder de huid. Bij een nieuwe regie doe ik daar mijn voordeel mee.”
Hanny Vree als Blonde Greet
Romantische titel
Een ongeveer gelijktijdig gedraaide gedramatiseerde documentaire voor televisie waarin zij speelde krijgt enorm veel publiciteit, die haar tal van aanbiedingen oplevert. Behalve televisie staat ze in die tijd ook in musicals en danst ze bijvoorbeeld bij Helen le Clerq.
Thuis wordt er altijd over theater gesproken. “Logisch, het is nu eenmaal een heel bevlogen theaterfamilie. Met als grote passie het instandhouden van het volkstoneel. Er is een enorme drive. En, dat mag wel eens worden benadrukt omdat het nogal eens onderschat wordt: volkstoneel spelen is verschrikkelijk moeilijk en écht een vak.”
Doordat er regelmatig geen subsidiegeld is, liggen er voor de familie wel meer taken dan alleen die waarvoor men is aangenomen. “Daardoor ging ik ook choreografie doen, en kostuums maken. Het mag dan uit budgettaire nood zijn geboren, ik heb veel geleerd en me kunnen ontwikkelen.”
Hanny Vree - Jeugdprostitutie
Voor zichzelf schrijft zij het soloprogramma Een beetje kind gebleven en sindsdien schrijft, vertaalt en bewerkt ze liedteksten. Ook voor de jubileumvoorstelling Omdat Ik Zoveel Van Je Hou heeft Hanny Vree het script geschreven – ook weer zo’n blijk van de ontwikkeling die ze heeft doorgemaakt. “Samen met Danny heb ik sinds 2008 een eigen show onder de naam Mokumse Mokkels en daarvoor bedenken we ook samen een script. Omdat Ik Zoveel Van Je Hou is nog weer een stap verder. Er zitten heel traditionele dingen in, die ik ook bewust in hun waarde heb gehouden. Andere dingen zijn wat opgelift, uiteraard met alle respect. Traditie en vernieuwing hand in hand.”
De Mokumse Mokkels
Carry Tefsen (6 augustus 1938) komt haar toekomstige man, Ger, bij het Amsterdams Volkstoneel tegen. Ze is, als kind van een leraar aan de ambachtsschool, zelf eerst naar de kweekschool gegaan en kleuterjuf geworden. Ze heet dan nog Carla. Het theater trekt al vroeg en ondanks het advies van haar vader om niet in de richting van het entertainment te gaan, krijgt ze een plekje als danseres in de Moulin Rouge, aan het Thorbeckeplein in Amsterdam. Daarna toert ze met de KRO-revue door het land, met Gerard Walden en Berry Kievits. Inmiddels noemt ze zich Carry.
Klassieke titel
Carry Tefsen
“Ik was op een gegeven moment zo’n tien jaar bezig en had naar mijn gevoel in 1968 het mooiste al gedaan, de rol van Dulcinea in De Man van La Mancha (tegenover de Don Quichot van Guus Hermus). Toen vroeg de directeur van Carré, Karel Wunnink, of ik niet eens met Beppie Nooy wilde gaan praten.
Ik was een beetje verbaasd, want ik wist niets van die hoek van het theatervak.” Beppie weet haar te overtuigen en Carry gaat naar de repetities van De Jantjes. “Dat was zo heel anders dan ik gewend was, een beetje rommelig. En er liep een groep mensen rond die niet in andere musicals zaten. Meer types die je in de Jordaan op straat kon tegenkomen. Wat dan ook meteen de kracht was: het was zo herkenbaar.”
Beppie doet alles precies voor tijdens de repetities, echt met het vingertje, herinnert ze zich. “Ze dreunde ’t erin. Waardoor sommige rollen wel een beetje kopieën van haar eigen spel werden. Maar het kwam ook zo vanuit haar tenen! En ze had zo’n vreselijk plezier als ’t goed ging. Dan lag ze met haar schoenen uit op het toneel en riep ze ‘Ik hoor ’t! Ik hoor ‘t!’. Ze was een heel bevlogen vrouw en dat bracht ze over op anderen.”
Zelf toont Carry Tefsen wel eens te veel initiatief en dat kan dan strijd opleveren. Tegenover anderen, met een grote naam zoals Hetty Blok, houdt Beppie zich meer in, weet ze.
De Man van La Mancha
Guus Hermus-Carry Tefsen-
Lex Goudsmit
Avenir Light is een rustig en stijlvol lettertype dat de voorkeur heeft van vele ontwerpers. Het is een goed lettertype voor titels, paragrafen en meer.
In het seizoen ’78-’79 staat Carry Tefsen in Rooie Sien. “Aanvankelijk zou ik alleen de jonge Sien spelen. Beppie zou zelf de oude Sien nog doen. Maar ze was al een beetje ziek toen, was bang dat ze het niet zou halen. Uiteindelijk heb ik allebei de Sienen gedaan, maar ik heb nooit het gevoel gehad dat het mijn rol was, het was gewoon Beppie.” De verfilming van Rooie Sien krijgt van Carry geen hoge cijfers. “Die heeft niets te maken met hoe ík denk dat het moet: warm, bewogen, geil. Tja, ik denk dan via Beppie.” Het werken binnen zo’n familie laat een heel speciale andere kant van het vak zien: “Er wordt echt met hart en ziel gespeeld. De stukken zijn er ook naar. Zoals De Jantjes, een stuk waar alle acteurs tevreden waren met hun rol. Duidelijk de verdienste van Bouber. En van de liedjes natuurlijk, die wérken. In Als je lacht dan ben je rijk had je dat ook.” Zelf staat zij tot vier keer toe in De Jantjes, twee keer bij Nooy, twee keer bij Joop van den Ende. Bij Nooy speelde ze twee keer de rol van Jans, bij Van den Ende Na Druppel en Tante Piet. Carry’s Na Druppel kan zich ontwikkelen: “Beppie was er al niet meer natuurlijk en met Peter Faber als De Mop kwam er een nieuwe dimensie bij. Hij wilde wat met jongleren doen en deed opeens danspasjes. En dan deed ik ook danspasjes, zo groeit zo’n rol, met die vrijheid.”
In 1987 verschijnt er een biografie van Carry Tefsen, van de hand van Lou Polak. “Zo’n lijst van dingen die ik toen al gedaan had”, lacht ze tussen repetities voor Omdat Ik Zoveel Van Je Hou door. “En moet je me zien, ben ik nóg aan ’t rondhupsen.”
Maar op de vraag of ze aan de productie Omdat Ik Zoveel Van Je Hou wil meewerken, kán ze geen nee zeggen. “Ik voelde de bui al hangen toen Marty langs kwam ‘om te praten’. We lopen binnen de familie de deur niet bij elkaar plat, dus ik had zo’n vermoeden… Maar ik zag ’t wel zitten. Alleen al omdat het zoveel betekent voor Marty en Hanny. Maar haar script is ook heel goed. En dan doen mensen als Henk Poort en Bob Fosko mee, die ik uit andere producties ken. Robbert Besselaar past ook heel goed. Daarmee krijgt het body en dat moet natuurlijk wel.”
Première Rooie Sien 1978
Hans Boskamp - Carry Tefsen - Beppie Nooy (regie) -
Martin Brozius
De lijst van producties waarin ze gestaan heeft, van mensen met wie ze gewerkt heeft, is overigens inderdaad indrukwekkend. Zo werkt ze onder veel meer met Johnny Kraaykamp, Nelly Frijda, Wim Kan en Corry Vonk, Lex Goudsmit, Guus Hermus, Bob de Lange, André van Duin, John Lanting. In de bioscoop is ze te zien in Blue movie, Wat zien ik, Alicia en Keetje Tippel; op televisie in onder meer De graaf van Monte Christo, Ieder z’n deel, Het kind van de buurvrouw, de Willem Ruis Show, Farce Majeure en natuurlijk in Zeg ‘ns Aaa, waarin ze de roemruchte rol van Mien Dobbelsteen speelt. In een remake van de legendarisch televisieserie ’t Schaep met de Vijf Pooten (en twee vervolgseries) zet ze Opoe Withof neer.
Ger Hinrichs en Carry Tefsen hebben twee zoons: Kim en Leyn. Ze herinnert zich de geboorte van Kim: “Beppie was bij de geboorte van Kim, die heeft ze gewoon geregisseerd. En met de geboorte van Kim veranderde ze compleet.
Mien Dobbelsteen
We woonden allebei in de Biesboschstraat en zodra Kim kon lopen, hobbelde hij naar oma. Zij ging dan gewoon op de straattegels zitten om met hem te spelen.”
Leyn Hinrichs Kim Hinrichs
En oom Marty heeft het anno 2010 voor elkaar: hoewel de jongste zoon Leyn al elders aan de slag is, coördineerde hij ook de techniek in Omdat Ik Zoveel Van Je Hou. Zijn oudere broer Kim is video-editor en monteerde de projecties.
Hun nichtje Danny (10 december 1974) is volledig in de Nooy-voetsporen getreden, nu zij een van de zes mensen is op de planken in Omdat Ik Zoveel Van Je Hou. “Ik was vier jaar oud toen Beppie in 1979 overleed. Dus ik heb haar lijfelijk nauwelijks meegemaakt. Wat ik ken, zijn de registraties, die zijn er goddank. Welke familie kan dat zeggen?” Rond diezelfde leeftijd, als kleuter, maakt Danny haar televisiedebuut. “Mijn moeder deed televisie en ik ging wel mee naar repetities. Naar Kwistig met muziek bijvoorbeeld. Neemt een van de twee Blue Diamonds me daar in beeld op z’n arm. Ik in een roze jurk met veel kant en tule, beeldig!” Door haar ouders is ze niet het theatervak in gepusht. “Ze hebben me de vrije keus gelaten, maar toen ik een jaar of negen, tien was, had ik me al wel in de kop gezet: ik wil het toneel op. Dat was heel serieus, niet alleen maar een meisjesdroom.”
Danny Nooy - Riem de Wolff in Kwistig met Muziek
Na de middelbare school wordt het logischerwijs de Academie voor Kleinkunst: “all round, kon ik veel leren, dacht ik.” Maar het jaar dat ze er doorbrengt wordt iets van een desillusie. “Het was competitief, er was strijd, ik lag ook buiten de groep. Wat meewoog, was dat ik uit een theaterfamilie kom. Ik kende die mensen, wist hoe er gedacht werd over interpretaties bijvoorbeeld.”
Dus laat ze de academie achter zich en gaat zich op eigen wijze ontplooien. Ze volgt lessen bij Theaterschool de Trap, neemt dans- en zanglessen. En passant werkt ze achter de schermen bij producties, zoals bij Purper, waar ze productie- en regieassistente is. “De podiumambitie was er zeker nog, maar ik voelde me echt niet te goed voor andere dingen. En ik leerde veel, zoals het krijgen van overzicht. Bovendien kreeg mijn creativiteit de ruimte zich te ontwikkelen.” Een regieopleiding volgt: “Was ook belangrijk: hoe kom je tot oplossingen?”
Haar eigen eerste ‘ding’ is rond 1995 het Musical Café in het al gauw zo roemloos ten onder gegane Showbizz City in Aalsmeer. “Met drie anderen deden we vier shows op een avond, musical highlights. Met Barry Stevens was dat. Maar een paar maanden gedaan, maar veel geleerd. Onder meer dat het in een musical staan erg leuk is, omdat je heel veel disciplines kunt combineren.”
Er volgen nog een dinershow die langs bungalowparken trekt, medewerking aan de musical Spelenderwijs van Joop Stokkermans en Ivo de Wijs bij Stichting Jeugdkomedie Amsterdam (die onder leiding staat van tante Riny Blaaser en haar zoon Herry Hubert – de familiecirkel is weer eens rond) en televisieprogramma’s.
En dan de eerste optredens met haar moeder, Hanny Vree. “Het was eerst in besloten kring, als bedankje voor iets. Maar mensen waren er heel positief over, onze stemmen gaan mooi samen. Dus besloten we er iets mee te doen en zo werden de Mokumse Mokkels geboren. Écht Amsterdamse muziek, er zijn geen andere vrouwen die dat doen. En hier en daar cabaretesk, het theatrale bloed kruipt natuurlijk toch waar het gaan kan.”
Danny in Spelenderwijs
Omdat Ik Zoveel Van Je Hou is al jaren geleden als idee ontstaan bij haar vader, vertelt ze. En zo’n half jaar na de geboorte van haar zoontje, voorjaar 2009, beginnen bij Danny Nooy ook de kriebels. “Een familiegevoel dook op, het gevoel dat er met de nalatenschap niets meer gebeurde. Ik had er een gesprek over met Marty, die altijd al de ambitie had om opnieuw iets te doen met dat prachtige materiaal. En zo is de bal gaan rollen.”
Danny Nooy in 'Omdat Ik Zoveel Van Je Hou'
Fotocollage van toneelstukken door de Nooy-Blaaser familie
Familie Nooij - Blaaser en nazaten
Meer informatie over de Nooij-Blaaser familie
Jan Dirk Blaaser (1848-1919) was een Nederlandse acteur en regisseur. Vader van de actrices Rina Blaaser, Beppie Nooy Blaaser, Clara Vischer Blaaser, Marie Smits Blaaser en acteur/auteur Johan Blaaser. Zijn zoon Wim Blaaser was het enige kind die niet in het theater terecht is gekomen. Jan Dirk Blaaser debuteerde op 17-jarige leeftijd bij Tjasink, speelde bij gezelschappen in Nederland en België. Hij werd in 1888 directeur van de Salon des Variétés in Amsterdam (tot 1891 Kreukniet, Blaaser en Bigot/Kreukniet, Bigot, Poolman en Blaaser).
Salon des Variétés, Amstelstraat, Amsterdam. Bouwjaar1844.
Openingsdatum 26 augustus 1844
De Salon des Variétés kende, in tegenstelling tot andere soortgelijke theaters, geen rangen. Er heerste een ongedwongen sfeer; tijdensde voorstelling werd er gerookt en de bediening ging gewoon door. Met haar twee balkons en vrij smalle zaal leek deze Salon erg veel opde Salon des Variétés in de Nes. De bezoeker kwam via een vestibulein de zaal, waar voor het publiek banken stonden. Alleen de loges hadden met rood leer beklede stoelen. De entree bedroeg 75 cent ‘in vertering’. De stamgasten konden er elk moment binnenkomen of weggaan.
In het zelfde jaar dat Jan Dirk Blaaser directeur werd van Salon des Variétés vierde hij zijn 20-jarig jubileum. Zijn 35-jarig jubileum werd op 16 mei 1902 herdacht in de Salon.
Hij werkte veelvuldig bij ambulante gezelschappen. Bij naslag in de Acteurs- en Kleinkunste- naarslexicon van Piet Hein Honig, blijkt dat hij zeker in 300 verschillende voorstellingen heeft gespeeld en/of deze heeft geproduceerd.
Hieronder een voorbeeld van één van deze voorstellingen Salon des Variétés, Amstelstraat, Amsterdam
naar een roman van Clavering-Gunter
door John Colleman
Vertaling Marie-M. Kreukniet
Muziek: J.J.T. Renard
Producent Bigot/Poolman en Blaaser/Kreukniet
Rolverdeling:
Barnes van New York -Arie van den Heuvel
Graaf Mussa Danella -Jan Holtrop
Edwin Austruther - Johan Mulder
Antoine Paoli -Dhr. Fedi Thomas-Cornelis Knoetje
Een Engelsch zeeofficier -Anton van Sprinkhuysen
Kapitein de Balloc - Barend Barendse
George Arthur, zeeofficier -Dhr. Ludolph Matteo,
herbergier -Gerard Pilger sr.
Bernardo Saliceti -Jan Dirk Blaaser
Jachthaven Paoli -Betty van Gelder
Enid Austruther -Esther de Boer-van Rijk
Dame Chartris - Jacoba Rosenveldt
Maud - Jongejuffrouw Marie Hens
Lola-Anna Barbiers
Een Hotelbediende -Dhr. Meijer
Een telegraaflooper -Dhr. de Jong
Regie: Cornelis Bigot
Decor: G. de Groot
Kostuums: W.N. Mulder
De voorstelling Barnes van New-York door de Vereenigde Variétés s-Toonelisten van Kreukniet, Blaaser en Bigot ging in maart 1889 in première in Salon des Variétés in de Amstelstraat. Gelijktijdig werd ook in het Grand-Théatre, ook in de Amstelstraat dezelfde voorstelling gespeeld door het Hollands Toneelgezelschap van A. van Lier, in een andere vertaling, regie en acteurs. Hieronder de aankondigingen en een recensie.
Grand-Théatre_>, Amstelstraat.
Holl. Tooneelgezelschap, Dir. A. van Lier.
Dinsdag 12 Maart (8 u.)
Mr. Barnes van New-York,
Drama van John Colleman.
Salon des Variétés - Amstelstraat!
(Vereen. Variétés-Tooneelisten,
Dir. Kreukniet, Blaaser en Bigot).
Dinsdag 12 Maart (8 u.)
Barnes van New-York, Drama.
Recensie "Barnes van New-York" door Heer J. H. Stakebrand,
De muren hebben, dank zij den Gebroeders Van Lier, gesproken. Reusachtige aanplakbiljetten in sprekende kleuren lokten op de hoeken der straten meest onverschilligen voorbijganger. Zij spraken van moord, van strijd op leven en dood, van wrake. „Dat moet zeker een mooi stuk zjjn, een stuk met al die moorden!" dachten velen en snelden naar het "plaatsbureau van het Grand Théâtre in de Amstelstraat, om zich plaatsen te verzekeren voor de eerste voorstelling van: Mr. Barnes van New-York, die in levende beelden zou vertoonen wat op de platen in roode lijnen en kleuren stond aangegeven. Het Grand Théâtre was dan ook gisteravond zoo druk bezocht, dat velen teruggewezen moesten worden en met spijt een onderkomen in de gruwelkamer van het Panopticum zochten. Toch is Mr. Barness niet zo wreed; het is de geschiedenis eener vrouw, die den lezers van het feuilleton: „Vendetta" uit het Algemeen Handelsblad en dien van het Politienieuw als; „De wraak eener Corsicaansche" nóg levendig voor den geest zal staan. Het zou zijn om te rillen van al het wraak- geroep, als niet vaak een komisch tintje de zenuwen spoedig weder tot rust bracht en den ingehouden adem vervangen deed door een gullen lach. Als in elk rechtgeaard Engelsch stuk komen in Mr. Barness mooie decors voor, verder electrisch licht, bloedroode lampenkappen, meisjes in het wit, vrouwtjes in den rouw, dansen en optochten, noodlottige gelijkenis- sen, muziek en moorden. Het laatste bedrijf zet de kroon op alles; dan ziet men de plaat, waarop het vreeslijkste staat, hoort het publiek heen en weer schuifelen, zuchten, adem uitstooten, oprijzen en fluisteren : „de plaat! de plaat!" gelijk aan het hè-geroep bij de eerste vuurpijlen van een lang verbeid vuurwerk. En als ten slotte een truc den verrader het moordende staal in de borst laat treffen, terwijl de onschuldige gespaard blijft, geeft het rechtvaardigheidsgevoel der aanwezigen zich luide lucht en juicht de vertooners herhaalde malen toe. De Gebroeders van Lier zullen met Mr. Barness van New-York hun kas rijkelijk vullen, want het drama is voor de liefhebbers boeiend, er komt niets onzedelijks in voor, in alle reinigheid kan het dramatisch genot gesmaakt, ingedronken worden. Regie en vertooners hebben met toewijding zich Van hun taak gekweten; Veltman zag er uit alsof hij van de plaat was weggeloopen, en juffrouw Aleida Roelofsen stortte al het dramatische, wat in haar is, en dat is niet weinig, met ongekende weelde uit. De overigen gaven het beste te genieten wat ze vermochten. Velen struikelden over de uitspraak der Hollandsche en Engelsche taal, maar wisten met groote handigheid die struikeling te bedekken. Het lijdt geen twijfel of „Mr. Barness" zal dagen lang een groote menigte de schreden naar het Grand Théâtre van Lier doen richten, om het echte, oprechte, onvervalschte, uit het Engelsch vertaalde stuk te genieten, dat door de directeurs Kreukniet, Bigot en Blaaser der Salon des Variétés ook gisteravond gegeven werd, naar een oorspronkelijke
bewerking van den Heer Kreukniet. In de Salon had „Barness" insgelijks veel succes en werd de dramaturg, de Heer Kreukniet, ten tooneele geroepen, wien, als loon der kunst, niet een enk'le traan, maar een lauwerkrans met witte bloempjes ten deel viel. Als door eigen aanschouwing „Mr. Barness" ook in de Salon genoten zal zijn, ligt de verlokking van vergelijken voor de hand en zal het mogelijk wezen een bescheiden opmerking te maken en het stuk in al zijn heerlijkheid nog eens mede te doorleven. H. B.
Jan Dirk Blaaser in De Rijp
Klik op de afbeelding voor het vergroten hiervan.
Rina Blaaser
De jongste van de dochters Blaaser
Rina Blaaser, dochter van Jan Dirk Blaaser en moeder van Riny Blaaser, debuteerde in 1915 bij het gezelschap van Colnot en Poons en is haar hele leven, op een kleine uitzondering na, bij het volkstoneel gebleven. In de jaren dertig speelde zij afwisselend bij de gezelschappen van Jan Nooij en Herman Bouber; na de oorlog stond zij sporadisch op de planken, het laatst bij toneelgroep Theater.
Producties waar zij in speelde waren o.a.:
De juffrouw van de Ceintuurbaan 2222!!!
Gezelschap Colnot en Poons - 1917-04-14
De generale repetitie van "Een kostbaar Leven"
Gezelschap Milton en Bouwmeester - 1927-08-20
Gelegenheidscombinaties - 1929-05-13
De Jantjes
Toneelgezelschap Jan Nooij
Première 17 september 1932
Groote Schouwburg Loge, Kermis 's-Hertogenbosch
Rolverdeling:
Ko van Sprinkhuysen - De Dolle
Maurits Vigeveno - De Blauwe
Jo Vischer sr. - De Schele
Beppie Blaaser - Blonde Greet
Egbert Berkhout - Leendert
Rina Blaaser - Toffe Jans
Riek Kloppenburg - Tante Piet
Mina de Cock
A. Ekeler
Mien Braakensiek
Lena Kemper
Jan Nooy
Ferry de Rooy
Piet Urban
Toneelgezelschap Jan Nooij - 1933-02-26
Toneelgezelschap Jan Nooij - 1937-04-15
Gezelschappen Herman Bouber - 1938-01-03
Toneelgezelschap Jan Nooij - 1944-02-19
Toneelgezelschap Jan Nooij - 1945-07-29
Gezelschappen Herman Bouber - 1946-08-02
Toneelgroep Theater - 1954-01-22
Riny Blaaser
De moeder-overste van jeugdvoorstellingen
Premièrefoto in Cultureel Centrum Amstelveen v.l.n.r. Barry Stevens - Herry Hubert -
Wim Bary - Riny Blaaser - minister Elco Brinkman
U SPREEKT MET UW MOORDENAAR Comedia 1997
v.l.n.r. Arie Kant, Herman Boerman, Elle van Rijn, Marcel Maas
U SPREEKT MET UW MOORDENAAR Amstel Toneel 1951 v.l.n.r. Robert Sobels, Jos Manche,
Henk Molenberg, Riny Blaaser
Zij was een telg uit de theaterfamilie Nooij - Blaaser. Ze was een buitenechtelijke dochter van de actrice Rina Blaaser en de acteur Jan Nooy (en dus een halfzuster van Beppie Nooy en een volle nicht van onder anderen Jan Blaaser en Jo Vischer Jr.) Op twaalfjarige leeftijd debuteerde ze op het toneel bij het Volkstheater van vader Jan Nooij. Gedurende haar loopbaan hield ze zich naast het acteren bezig met het produceren en regisseren van voorstellingen.
Naast een kleinkunstgezelschap start Wim Sonneveld ook het Tierelantijn Toneel.
Hiermee geeft hij vanaf december 1941 ’goede en verzorgde kindervoorstellingen’
met de Marten Toonder-creaties Tom Poes en Ollie B. Bommel. Riny Blaaser maakte
deel uit van de cast.
Het Tierelantijntoneel - De avonturen van Tom Poes
Première op 22 december 1941 in Theater Bellevue, Amsterdam
Tekst: Marten Toonder.
Door Wim Sonneveld, Ans Koppen, Fietje Willemse, Riny Blaaser,
Lucas Wensing, Wim Paauw, Guus Verstraete, Rob van der Bas en Cas Rus.
Vanaf 1948 speelde zij bij Het Vrolijk Toneel, een gezelschap waarvan ze uiteindelijk de leiding overnam.
Eric de Noorman Het Gouden Haantje Het Kan Niet Gekker
Première 20 juli 1949 Première 25 mei 1949 Première 11 februari 1950
Carré, Amsterdam Carré, Amsterdam
Rolverdeling: Rolverdeling: Rolverdeling:
Gerard Doting - Koning Eric Riny Blaaser Gerard Doting - Hans Förster
Riny Blaaser - Winonah Cor Smit Diny van Dijk - Mary
Teddy Goeth- Halsa Coos Speenhoff Jr. Riny Blaaser - Truus
Rudi West- Baldon Nora la Ranche Tim Telby - Frits Friborg
Frans Bogaert- Lauri Corry Zwaaf Jan Nooij - Kugelberg
Jo "Joop" Vischer jr. - Koning Langka Elly Huijsman Bep Nooy sr. - Mevr Kugelberg
Elly Huijsman- Profetes Deef Goubitz Tonny Foletta - Mijnheer Seefelt
Charlie Nolbach- Pum Pum Rudi West Beppie Nooy jr. - Mevrouw Seefelt
Jan Nooij- Dumme Ole Frans Bogaert Nora la Ranche - Mina
In 1952 veranderde zij de naam in het Amstel Toneel. Samen met haar (tweede) echtgenoot Jos Manche (als artistiek leider) leidde zij deze groep tot 1985. Met dit gezelschap speelde zij vele stukken, waarvan het merendeel voor de jeugd. Voor dit werk werd Riny Blaaser door koningin Juliana benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
Producties van het Amstel Toneel o.l.v. Riny Blaaser
Zorg voor mijn kinderen - 1961-06-13
Met voorbedachten rade - 1963-09-01
De brief van een generaal - 1963-11-10
Moord na de maaltijd - 1966-03-19
De knecht van twee meesters - 1966-03-30
Thijl en de nachtvogels - 1967-04-24
Voetje van de vloer - 1968-01-29
Wat doe jij hier? - 1968-02-13
Mijn zuster Eileen - 1969-09-26
Jacht op een pony - 1969-10-01
Niet van gisteren - 1970-03-19
Reis naar Bombola - 1970-09-09
Het sein staat op moord - 1970-10-01
'n Zondag in New York - 1971-03-17
Pierrot valt van de maan - 1971-10-08
Harten twee, harten drie (Of de man die zichzelf bedroog) - 1972-09-21
Het land van verbeelding - 1972-10-17
Het mannetje van Stavoren - 1973-12-22
Twee emmertjes water halen - 1974-03-28
Pas op voor krokodillen - 1974-12-21
De dokter tegen wil en dank - 1975-03-05
Alle vogels vliegen - 1976-10-16
Het huwelijksaanzoek - 1977-01-24
De knecht van twee meesters - 1977-01-24
Een aap om mee te praten - 1982-03-07
Het najaar van de heksen - 1983-09-17
Tussen wal en schip - 1989-05-15
Rond 1986 verliet Riny Blaaser het Amstel Toneel uit onvrede met het beleid van de Raad voor de Kunst, die van mening was dat het gezelschap zich inhoudelijk moest vernieuwen en daar de eventuele toekenning van een subsidie aan verbond. Met haar zoon Herry Hubert richtte de Stichting Jeugdkomedie Amsterdam op, een ongesubsidieerde toneelgroep die zich richtte op voorstellingen voor de jeugd. In 1993 ontving ze voor haar rol binnen de toneelwereld de Schouwburgpenning, een onderscheiding van de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD).
Nadat de Jeugdkomedie Amsterdam ophield te bestaan, leidde Blaaser een teruggetrokken leven in Amsterdam-Zuid. Haar tweede echtgenoot, de acteur Jos Manche overleed in 1997.
Riny Blaaser overleed in de zomer van 2009 in haar woning aan de Amsterdamse Vrijheidslaan en werd begraven op de Amsterdamse begraafplaats Zorgvlied in het graf waarin eerder haar moeder, haar tweede echtgenoot en haar zoon waren begraven.
Herry Hubert
Van inspiciënt tot producent
Herry Hubert sr. was een Nederlands acteur, theatertechnicus en producent. Hij was een zoon van Riny Blaaser en Hermanus Hubert. Als kind uit de grote Amsterdamse theaterfamilie van Blaaser, Nooij en Vischer, heeft hij zich vooral met de technische kant van het theater beziggehouden.
Hij bracht zijn jeugd door in Amsterdam, waar hij op 12-jarige leeftijd ging werken als elektrotechnicus in een radiowinkel. Op 22-jarige leeftijd trouwde Herry met José Hubert, met wie hij 3 kinderen kreeg: Herry, Michel en Quido.
Herry speelde op jonge leeftijd al enige toneelrollen bij zijn tante Beppie Nooy in het Amsterdams Volkstoneel. Later ruilde hij het acteren in voor de technische kant van het theater. Bij Toneelgroep Centrum werd Herry inspiciënt (die zich met de technische kant van het theater bezighoudt). Dit werk nam hij ook mee naar huis, waar hij lichttafels en dergelijke in elkaar zette.
Na enkele jaren stapte hij over naar het Amstel Toneel, het gezelschap waar zijn moeder Riny Blaaser aan de leiding stond. Hier kreeg hij een leidinggevende functie in de techniek.
Halverwege de jaren 80 richtte hij, samen met zijn moeder, de Jeugdkomedie Amsterdam op, qua stijl een voortzetting van het Amstel Toneel en gericht op musicals voor de jeugd.
Producties van Stichting Jeugdkomedie Amsterdam o.l.v. Riny Blaaser & Herry Hubert
Een kat in een vreemd pakhuis - 1988-01-03
Kijk naar je eigen - 1990-01-07
Dat had je gedroomd - 1991-01-06
Hoe verzin je het - 1992-01-05
Alle vogels vliegen - 1994-01-02
Laat ze maar praten - 1995-01-08
Wie heet er nou Bons - 1996-01-07
In 1997 richtte Herry Hubert ook toneelgroep
Comedia op. Dit was een theatergezelschap
dat zich op volwassen publiek richtte.
Met Comedia produceerde Herry de stukken
"Verre vrienden",
"Blote voeten in het park",
"Liefde half om half"
en
Maar bovenal heeft Herry Hubert zijn naam definitief weten te vestigen als producent met de musical Irma la Douce in 2001.
van Alexandre Breffort (tekst) & Marguérite Monnot (muziek)
bewerkt en vertaald door Ivo de Wijs
Seizoen2001/2002
Première 29 september 2001
Regie: André van den Heuvel
Choreografie: Fred Wisdom
Decorontwerp: Ronald de Boer
Rolverdeling:
Janke Dekker - Irma la Douce
Fred Butter - Nestor / Oscar
Nelly Frijda / Carry Tefsen - Babette
Arie Cupé
Thijs van Aken
Pieter Jan Willems
Hans Langhout
Martin Käfig
Peter Bierings
Yona Perez
Saartje van Breda
Bart van Gerwen
De Jeugdkomedie Amsterdam en Comedia waren niet genoeg. Hubert wilde graag zijn eigen theater en dat vond hij in het Kampinatheater in Amsterdam-Noord. In de praktijk bleek het echter moeilijk om het theater te laten standhouden zonder subsidie. Bovendien was er een verbouwing nodig en deze paste al helemaal niet in het budget. Een aangevraagde subsidie werd niet toegewezen.
Op 8 maart 2008 overleed Herry Hubert op 66-jarige leeftijd.
TV-uitzending De Jordaan 1967 Foto Ruud Hoff Piet Römer-Hella Faassen-Riny Blaaser
Johan Blaaser
Auteur van toneelstukken die men nog steeds kent
Johan Blaaser sr. (1897-1982) was een zoon van Jan Dirk en de vader van Jan Blaaser. Hij speelde in zijn jonge jaren toneel, was korte tijd humorist en conferencier (onder de naam Lex Berle), maar werd bekend als toneelschrijver. Enkele van zijn werken, waarvan de meeste nog steeds en vaak door het amateurtoneel worden gespeeld: "Een huis vol verrassingen", "Moderne jeugd", "In de Vergulde Os", "In de nacht begon het", "Drie is te veel", "Potasch en Perlemoer met vakantie", "Potasch en Perlemoer in conserven", "Rumoer in een kleine wereld/Drie doet te veel", "Pension Drie", "Drie neemt vakantie", "Noppie in de vernieling", "Drie vrouwen om een/Gevecht met drie vrouwen", "In een andere wereld/De onbekende wereld", "Wie van u zonder zonde is" (met Henk Fedder), "Hotel Welgelegen" (met Henk Fedder) en "De verrassing" (met Anne Marie Kok).
Hieronder drie veel gespeelde toneelstukken van Johan Blaaser sr
van Johan Blaaser sr
Producent Theater Carré
Première 29 september 1949
Regie: Pierre Myin
Rolverdeling:
Jo Rémy
Beppie Nooy sr.
Jan Noix
Beppie Nooy jr.
Lena Kemper
Tonny Foletta
Heddy Bouber
Jo "Joop" Vischer jr.
Harry Bronk
van Johan Blaaser sr
Première 4 november 1954
Regie: Johan Kaart jr.
Rolverdeling:
Johan Kaart jr. - Perlemoer
Johan Boskamp - Potasch
Tilly Perin-Bouwmeester - Rosie Potasch
Ingeborg Winkler - Liesbeth Perlemoer
Cilly Bach - Juffrouw Betty, pensionhoudster
Matthieu van Eysden - Oom Stein
Jack Wolff - Piet, huisknecht
Willem Faassen - De Boot, vertegenwoordiger
Ton van Otterloo jr - Advocaat Feldman)
van Johan Blaaser sr
Producent Jan Blaaser
Première 1 augustus 1961
Regie: Jan Blaaser
Rolverdeling:
Jan Blaaser - Paul 's-Gravesande
Diny Sprock - Mary 's-Gravesande
Rita Marechal - Enny, de dochter
Jack Wolff - Emile, huisknecht
Joop Doderer - Driekus
Sylvia Schipper - Bella, dochter van Driekus
Johan Boskamp - Eduard Oldenbach
Ed Bauer - Fred Oldenbach, zoon van Eduard
Ria Schmitz - Oma
Gerard Heystee - De Link
Johan Sirag - Lou de Bokser
Bep Westerduin - Jansje, dienstmeisje
Jan Blaaser
Van schnabbelcircuit tot veelgevraagd schrijver/cabaretier/acteur
Jan Blaaser was afkomstig uit een theatergeslacht. Zijn grootvader Jan Dirk Blaaser (stamvader van
de theaterfamilie Blaaser) acteur, regisseur en theaterdirecteur. Jan Blaaser was een neef van de acteurs
Riny Blaaser, Jo Vischer jr. en Beppie Nooij. jr. Blaaser begon als artiest in het schnabbelcircuit op
feesten en partijen en in cabarets. In 1938 begon hij met toneelspelen bij het gezelschap van zijn oom
Jan Nooij. Daarna werkte hij onder meer in het theatercafé Saint-Germain - des - Prés
van Tom Manders (Dorus) op het Rembrandtsplein als moppentapper. Hierdoor kreeg hij
ook zijn eerste televisieoptreden. Naast zijn werk bij Tom Manders was Jan in deze periode
geëngageerd als serieus acteur bij Toneelgroep Puck. Dit gezelschap speelde hun voorstel-
lingen in Amsterdam in het Centraal Theater in de Amstelstraat. De samensteller van deze
site, Marty Hinrichs, werkte in die periode in De Kleine Komedie aan de Amstel en ook bij
Kees Manders in De Moulin Rouge op het Thorbeckeplein. Het kwam regelmatig voor dat
zij elkaar na de voorstelling op het Rembrandtsplein tegenkwamen op weg naar hun vol-
gende job respectievelijk bij Tom en Kees Manders.
Op de radio trad Jan Blaaser op in het programma Tierelantijnen.
Als (film) acteur debuteerde hij in de film Ciske de Rat uit 1955. Twintig jaar later speelde hij de
vader van Keetje Tippel in de gelijknamige film van Paul Verhoeven. In 1974 speelde hij in de film
Vijf van de vierdaagse van René van Nie. Daarnaast speelde hij rollen in diverse televisieseries.
Zo is hij één van degenen geweest die de rol van burgemeester in Swiebertje vertolkten en was hij
te zien in de rollen van Looie Det van Kalkedot en Stormvogel in de kindertelevisieserie Kunt u mij
de weg Hamelen vertellen, mijnheer? Ook werkte hij als acteur in diverse toneelproducties. Speelde
in komedies, drama's, volksstukken en kluchten. Tussen 1975 en 1977
speelde Blaaser de rol van Gerard in de succesvolle comedyserie
Pleisterkade 17 van Annie M.G. Schmidt.
Tevens nam hij deel aan AVRO's Sterrenslag, waarbij hij in 1979 een legendarische strafschop nam. Blaaser wees naar de lucht, waarna doelman Eddy Pieters Graafland omkeek wat er te zien was. Hierna schoot hij de bal richting doel, maar raakte daarbij de doelman precies op de rug, waardoor de bal er alsnog niet inging.
In 1977 maakte Blaaser de stap naar het cabaret. In verschillende onemanshows in het theater kwam hij
als humorist goed uit de verf. Zijn theatershows Bruin Brood, Bramen Zoeken, Man Alleen en Klapstoel,
trokken een breed publiek. De teksten van al zijn voorstellingen schreef hij zelf en ook voor vele andere
artiesten en programma's was hij een veelgevraagd schrijver. In 1980 schreef hij een boekje onder de
titel Een muis in zee.
Het opstappen van de Nooy-zonen bij het Amsterdams Volkstoneel in 1979 na het
overlijden van moeder Beppie Nooy leidde tot de start van een nieuw volkstoneel-
gezelschap, Nooy's Volkstheater. De 1ste productie Ronde Ka, een volksschets van
Herman Bouber, met liedjes van Louis Davids en Margie Morris, werd geregisseerd
door neef Jan Blaaser.
Voor de productie Heimwee van Dolf de Vries en liedteksten van Ted de Braak en muziek van Martin Kesseler door het Nederlands Volkstoneel, de nieuwe naam van Nooy's Volkstheater, werd Jan Blaaser opnieuw gevraag, nu niet voor de regie maar voor een hoofdrol naast Carry Tefsen. Om voor hem moverende redenen heeft hij de rol niet kunnen spelen. Zijn neef Jo Vischer, lid van het stichtingsbestuur, heeft in zijn plaats de rol gespeeld.
Halverwege de jaren tachtig trad Blaaser toe tot de cast van Zeg 'ns Aaa, waarin hij de vader van Mien Dobbelsteen speelde, een rol van aangetrouwd Nooy-familielid Carry Tefsen. Toen hij in 1988 plotseling aan een hartaanval overleed, werd hij uit de serie geschreven, als zijnde overleden.
Jan Blaaser kreeg drie kinderen uit twee huwelijken, twee zoons uit zijn eerste en een dochter uit zijn tweede. Zijn dochter Esther richtte na een toneelopleiding en activiteiten in het jeugdtoneel in 2007 een bureau voor dramacoaching op. Verder is zij onderwijsspecialist Bibliotheek, schrijver en ontwikkelaar drama-lessen.
Eén van zijn kleindochters is Gaby Blaaser.
Jan Blaaser werd 65 jaar oud. Hij werd gecremeerd in Crematorium Ölandhorst in Lelystad.
Esther Erdtsieck Blaaser
Als zanger had Blaaser eind jaren zestig een carnavalshit met het nummer Mijn tante heeft een olifant. Dit nummer werd ook in het Duits, Engels en Frans uitgebracht. In 1969 toerde hij samen met Willy Alberti, Willeke Alberti, Tonny Eyk, Fred Kaps en The Three
Jacksons door Australië en Nieuw-Zeeland. Met Joke Bruijs trad Blaaser enige
tijd op personeelsfeesten en verenigingsavonden, nadat hij haar had ontmoet
tijdens een optreden in de koepelgevangenis in Breda in 1970. Ook was hij in
die periode presentator en quizmaster in het programma Kwis wel, kwis niet.
In de jaren tachtig werd hij panellid bij Babbelonië, als vervanger van Jos Brink.
Clara Vischer Blaaser
Een leven lang Theater: Volkstoneel, Revue, Operette, Film en Radio
Clara Vischer Blaaser, was gehuwd met de acteur Jo Vischer sr. en was de moeder van Jo Vischer jr., wordt in oude rolverdelingen ook vermeld als Mies Blaaser, was een Nederlandse actrice. haar zusters waren Marie, Rina en Beppie Blaaser. Zij speelde veelvuldig o.a. bij Herman Bouber, Jan Nooij, de Henvo Revue, Gezelschap Frans du Mée, diverse Operette gezelschappen en in de jaren 1952/1953 bij Toneelgroep Comedia. Van 1953 t/m 1957 bij de Nederlandse Comedie, met in 1954 een uitstapje naar Het Rotterdams Toneel.
Overzicht voorstellingen
Ploert ! - Ensemble Sluyters en Braakensiek - 1919-08-16
De Jantjes - Ensemble Jacques Sluyters - 1920-08-14
Champagnefreule - Poldi Reiff's Operettegezelschap
Levensschets van Herman Bouber
Gelegenheidscombinatie
Première 13 mei 1929
Schouwburgtent Ossenmarkt
Muziek en liedteksten: Louis Davids
Rolverdeling:
Clara Vischer - Manke Mie
Beppie Blaaser - Rooie Leen
Jan Nooij - Dronken Lodewijk, de Vader van Leen
Willem Faassen - Laurens (Lau) Hofhuis, echtgenoot van Leen
Jan van Dommelen - Willem Broerse, zeeman - steun en toeverlaat van Mie
Corry Vonk - Nelis, Zoon van Mie
Sien de la Mar - Tante Saar, kasteleines
Mien Braakensiek - Tante Jaantje
Ies Monnikendam - Oome Daantje
Rina Blaaser
Louis Oorthuys
Johan Overbecke
Zij maakte haar filmdebuut in 1930 ook in Zeemansvrouwen
't Is voor de bakker - Frits Stapper's Revue - 1930-06-29
De lichte Isabella - Nationaal Operettegezelschap - 1931-08-15
De matrozen van de K XIII - Gezelschappen Herman Bouber - 1932-12-24
De commensaal - Ensemble Bouber (?) - 1933-07-01
't Kind van de buurvrouw - Ensemble Bouber (?) - 1933-11-11
Kromme Lindert - Ensemble Bouber (?) - 1934-02-24
De werkster wist 't
van Johan Elsensohn
Première 22 september 19
Regie: Herman Bouber
Rolverdeling:
Piet te Nuijl (William Verbrugge)
Clara Vischer (Anna)
Aaf Bouber
Aaf Bouber en Clara Vischer (rechts) De woekeraarster - Ensemble Bouber (?) - 1934-11-03
Zeemansvrouwen - Gelegenheidscombinaties - 1929-05-13
Kom je ook op de bruiloft? - Toneelgezelschap Jan Nooy - 1936-12-15
Gravin Maritza - Producties Arena Theater, Rotterdam - 1937-06-18
Het uur van den staatsgreep - Toneelgroep Het Masker (1933-1947) - 1938-02-15
Doe me 'n plezier - Henvo Revue - 1940-02-16
Laat ons lachen - Henvo Revue - 1940-03-10
Daar zit muziek in - Henvo Revue - 1940-03-14
Prikkeldraad - De Hoofdstadspelers - 1940-04-05
Geef me 'n kus - De Operettespelers - 1940-07-05
Zeg het met muziek - Henvo Revue - 1940-11-22
Première 5 maart 1941
Hollandsche Schouwburg Amsterdam
Rolverdeling:
Jan Blaaser
Riny Blaaser
Heddy Bouber
Frits Engels
Willem Faassen
Tonny Foletta
Anton Gerlach
Daan Nieuwenhuizen
Beppie Nooy jr.
Clara Vischer
Jo Vischer sr.
Jo Vischer jr.
Johan van de Water
Laat ie fijn zijn! - Henvo Revue - 1941-05-09
Dat doet je goed! - Henvo Revue - 1941-10-17
Dat mag je niet zeggen - O en B Ensemble - 1941-12-26
Dat mag je niet zeggen- Nieuw programma - O en B Ensemble - 1942-05-16
Oh! Oh! Oh! Oh! Aurora - Toneelgezelschap Jan Nooy - 1943-01-31
Over 12 dagen tegen middernacht - Gezelschap Frans du Mée - 1943-02-07
Pension Wespennest - Gezelschap Frans du Mée - 1943-02-26
Dokter Bavino - Royal-variété - 1943-03-21
Twee flierefluiters - Gezelschap Frans du Mée - 1943-09-16
Ik moet met je trouwen - Gezelschap Frans du Mée - 1943-10-02
Daar was laatst een meisje loos - Gezelschap Frans du Mée - 1944-26-11
Première 26 november 1944
Wegens oorlogsomstandigheden dagelijks 14.00 uur en zondags 13.30 en 15.30 uur.
Regie: Harry Boda
Decorontwerp: Piet Apol
Muziek: Jack Millar
Rolverdeling:
Frans du Mée - Toontje, matroos
Harry Boda - Kok Minnema
Gerard Hartkamp - De vader
Hetty Berger - z'n dochter Trinette
Atie Crok - z'n zuster Sophie
Clara Vischer - Christine, de huishoudster
Beppie Boda - De eeuwige weduwe
Kerstie Römer - Marianne
Albert Schallenberg - Een bootsman
Tiny Alma - Een kelnerin
Matthieu van Eysden -De Kapitein
Huib Orizand Simon, matroos
Een huishouden van Jan Steen - Gezelschappen Herman Bouber - 1945-01-21
Suikerfreule - Gelegenheidscombinaties - 1946-01-11
Betalende logé's - De Komedianten - 1949-03-08
De ander - Coemedia - 1952-10-20
Toevallige Ontmoeting van Noel Coward
vertaald door Nel Bergmans-Withaar
Première 16 december 1952
Regie: Joris Diels
Decorontwerp: Wim Vesseur
Rolverdeling:
Enny Meunier - Laura Jesson
Clara Vischer - Myrtle Bagot
Annie van de Vorstenbosch - Beryl Waters
Peter Kuiper - Stanley
Johan Elsensohn - Albert Godby
Guus Hermus - Alec Harvey
Wim van Sierenberg de Boer - Jonge man
Joop Doderer - Johnnie
Steye van Brandenberg - Bill
Bep Dekker - Mildred
IJda Andrea - Dolly Messiter
Het dagboek van een deugniet - De Nederlandse Comedie - 1953-10-09
De vuurproef - De Nederlandse Comedie - 1953-11-21
Het onweer - Rotterdams Toneel - 1954-11-13
De koppelaarster - De Nederlandse Comedie - 1955-12-10
Iwanow - De Nederlandse Comedie - 1956-10-06
van Terence Rattigan vertaald door Alfred Pleiter
Première 23 februari 1957
Regie: Han Bentz van den Berg
Decorontwerp: Friso Wiegersma
Rolverdeling:
Mien Duymaer van Twist - Mrs. Railton-Bell
Sara Heyblom - Lady Matheson
Clara Vischer - Miss Meacham
Philippe la Chapelle - Mr. Fowler
IJda Andrea - Jean Tanner / Mrs. Jean Stratton
Allard van der Scheer - Charles Stratton
Mimi Boesnach - Miss Cooper
Sophie Köhler-Van Dijk - Mabel
Rita Marechal - Doreen
Ellen Vogel - Mrs. Anne Shankland / Miss Sibyl Railton-Bell
Joan Remmelts - Mr. John Malcolm / Major Pollock
Voor zover bekend was Aparte Tafels haar laatste theatervoorstelling.
Kunstschilder en kunstvervalser
Han van Meegeren
(1889-1947)
schilderde
'de actrice Clara Vischer-Blaaser in een theesalon'
Olieverf op doek 73,2 x 60,4 cm,
Gesigneerd linksonder
en te dateren ca. 1927-1932
Clara Vischer wordt het best herinnerd door haar bijrollen in verscheidene films in de
jaren '30, '40 en '50, waaronder:
Zeemansvrouwen (1930)
Regisseur Henk Kleinman wilde van Zeemansvrouwen (1930) de eerste Nederlandse geluidsfilm maken, maar door problemen met de geluidstechniek werd Zeemansvrouwen toch de laatste stille film.
Regie: Henk Kleinmann
Cast:
Josephine Schetser - Harry Boda
Bleeke Bet (1934),
Regie: Richard Oswald en Alex Benno
Cast:
Jan Lemaire Jr., Lau Ezerman, Clara Vischer-Blaaser, Sylvain Poons,
Aaf Bouber, Johan Elsensohn, Cor Hermus, Corry Vonk, Jopie Koopman,
Jan Van Ees, Fien de la Mar, Johannes Heesters.
Plaats van handeling is de Amsterdamse Jordaan. Bet, die een groentewinkel heeft en dubieuze margarinehandel drijft met huisjesmelker Van Santen, wil haar dochter Jans koppelen aan Hannes, zoon van Van Santen. Jans is echter verloofd met Ko, een zeeman. Plotseling leest Bet in de krant dat het schip van Ko op een tocht vergaan is. Ko blijkt de ramp evenwel overleefd te hebben. Samen met Van Santen besluit Bet het telegram, waarin Ko een blijk van leven geeft, niet aan Jans te geven. Jans geeft nu eindelijk toe aan de wensen van haar moeder...
Op hoop van zegen (1934)
Regie: Alex Benno en Louis Saalborn
Muziek: Cor Lemaire en Daaf Monnikendam
Esther de Boer-van Rijk - Kniertje
Frits van Dongen - Geert
Jan van Ees - Barend
Willem van der Veer - Reder Bos
Sophie de Vries-de Boer - Vrouw van Reder Bos
Miep van den Berg - Clementine
Coen Hissink - Kaps
Willem Hunsche - Simon
Cissy van Bennekom - Marietje
August Kiehl - Daantje
Anton Verheyen - Kobus
Aaf Bouber - Truus
Clara Vischer-Blaaser - Saart
Matthieu van Eysden - Sergeant mariniers
De familie van mijn vrouw (1935)
De Familie van mijn Vrouw is een Nederlandse film uit 1935 onder regie van Jaap Speyer, in geluid en zwart-wit.
De film is gebaseerd het boulevardstuk
Een huis vol herrie van A. Duprez
Sylvain Poons - Josef Goedhart
Gusta Chrispijn-Mulder - Arabella Goedhart
Mary Smithuysen - Peggy Goedhart-Vrolik
Loesje Bouwmeester - Fietje Goedhart
Adolphe Hamburger - Max Goedhart
Cruys Voorbergh - Wim Vrolik
Cissy Van Bennekom - Mientje
Johan Kaart - Dr. Nix
Tilly Perin-Bouwmeester - Dolly de Raadt
Clara Vischer-Blaaser - Barbara
Nico de Jong - Brigadier
Het toneelstuk 'Een Huis Vol Herrie' werd sinds eind 1930 regelmatig gespeeld door gezelschappen van o.a. Johan Kaart en Jan Nooij. In 1969 Speelde het Amsterdams Volkstoneel van Beppie Nooy de musical 'Spelletjes Met Vuur' met o.a. Johnny Kraaykamp als Dr. Nix. Ook deze productie was gebaseerd op 'Een Huis Vol Herrie'.
De Big van het Regiment (1936)
Komedie rond een spionagezaak in een legercompagnie.
‘Veel grappen, veel klapsigaren en veel lawaai’ en ‘een amusementsfilm’ oordeelde de pers bij de première van de soldatenklucht De big van het regiment in de regie van de Duitse emigrant Max Nosseck. Het scenario was een adaptatie van de detective ‘Spionnage in het veldleger’ van de Brabantse jurist en schrijver Anton Roothaert, geestelijk vader van de latere 'Doctor Vlimmen'-trilogie. Roothaerts verhaal werd in de handen van filmproducent M. A. Sprecher en Nosseck een publieks- vriendelijke komedie over het leven van een regiment soldaten dat in de Eerste Wereldoorlog de Nederlands-Belgische grens bewaakt. Het acteren van sterren als Frits van Dongen, Fien de la Mar en Johan Kaart trok het publiek in grote getale naar de bioscoop evenals de liedjes van o.a Jacques van Tol en Max Tak. Ter gelegenheid van de verfilming bezocht Roothaert de set in de Cinetone Studio's. Later schreef hij 'Camera loopt', waarin de Nederlandse filmwereld van de jaren dertig boeiend wordt beschreven.
Rolverdeling:
Kermisgasten werd geregisseerd door Jaap Speyer, die eerder veel succes had gehad met het volkse De Jantjes. Als spelers werden grote namen als Johan Kaart, Henriëtte Davids en Sylvain Poons gecontracteerd, Wim Kan was te bewonderen in een bijrol. Toch werd de film, die ook werd geplaagd door financiële problemen, geen groot succes. Sylvain Poons kon later nog in geuren en kleuren vertellen hoe hij iedere dag had moeten vechten voor zijn gage bij producent Jos Jacobi.
De circusartiesten Jan en zijn zus Annie treden in Amsterdam op met de gestolen sieraden van de beroemde Jolly Sisters, zonder dit te weten. Na een wilde achtervolging komen de sieraden weer bij hun rechtmatige eigenaars terecht. Jan en Annie krijgen de beloning en Truus sluit haar man Jan in haar armen.
Joop de Leur - Componist
A.H. Wegerif - Decor
Jaap Speyer - Regisseur
Jos Jacobi - Producent
Het gegeven van Oranje Hein is vergelijkbaar met dat van de andere Jordaanfilms. Het is het verhaal van de ‘kleine luiden’, van liefdes- en huwelijksperikelen, drank, armoede en de gebruikelijke feesten en zangfestijnen. De thematiek van Oranje Hein is echter actueler en schrijnender dan in andere Jordaan-films: alcoholisme onder mannen in de Jordaan. Hoofdpersoon is Mientje, een jonge vrouw uit een ordinair gezin uit de Jordaan. Zij ziet haar verkering met de welgestelde Herman onder druk komen te staan door het drankgebruik van haar vader. Als de moeder van Mientje zich laat scheiden van haar vader krijgt Mientje problemen met haar aanstaande schoonmoeder. Pas als haar vader de drank afzweert en zijn vrouw hem weer accepteert, kan ook Mientje met haar geliefde trouwen.
Na De Jantjes en Bleeke Bet was Oranje Hein het derde Jordaanstuk van volkstheaterman Herman Bouber dat verfilmd werd. Succes verzekerd, want de gelijknamige toneelstukken waren al jarenlang opgevoerd en in de jaren twintig al verfilmd als stille producties:
Rolverdeling:
Herman Bouber - Oranje Hein
Aaf Bouber - Aal
Johan Elsensohn - Thijs van der Spil
Annie Verhulst - Ant van der Spil
Jeanne Verstraete - Mientje van der Spil
Max Croiset - Herman
Chris Laurentius - Oom Kees
Riek Kloppenburg - Massie
Fientje Berghegge - Dien
Harry Boda - Dorus
Theo Moens - Jan Tollenaar
Beppie Boda - Lola
Sylvain Poons - Oom Bram
Dik Trom en zijn dorpsgenoten (1947)
Dik Trom en zijn dorpsgenoten is een Nederlandse speelfilm uit 1947 van Ernst Winar in zwart-wit en geluid. De film is gebaseerd op het jeugdboek Dik Trom en zijn dorpsgenoten van Cornelis Johannes Kieviet, die een hele boekenserie over de kwajongensstreken van Dik Trom schreef.
Rolverdeling:
J. de Ridder - Moeder Elswater
Douwe Koridon - Dik Trom
Alex de Meester - Mulder
Theo Frenkel Sr - Burgemeester / Professor Donders
Clara Vischer - Blaaser - Dik Trom's moeder
Jules Verstraete - Veldwachter Flipse
Jo Vischer Sr - Dik Trom's vader
Ferd Koolbergen - Meneer Denappel
W.H. Niestadt - vader Elswater
Een Koninkrijk voor een Huis (1949)
Een koninkrijk voor een huis! is gebaseerd op het besluit van de gemeente Amsterdam om dakloze gezinnen onder te brengen bij huishoudens met meerdere kamers. Zo krijgt de Amsterdamse marktkoopvrouw Heintje Blom van de gemeente kamers toegewezen in een villa aan de Apollolaan, tot groot ongenoegen van de deftige bewoners. Ondanks de standsverschillen bloeit er wat moois op tussen de zoon des huizes en Heintjes dochter en sluiten de families vrede. Een koninkrijk voor een huis van Jaap Speyer was de eerste echte Nederlandse speelfilm die na de oorlog in de bioscopen was te zien.
Rolverdeling:R
Johan Kaart jr. - Kobus Blom, broer van Heintje
Annie van Duyn - Daisy Blom, dochter van Heintje
Tilly Bouwmeester - Antoinette van Laar
Matthieu van Eysden - Johan van Laar
Frans van Schaik - Gijs, een vriend van Kobus
Clara Vischer - Blaaser - Bertha Blom, zusje van Heintje
Alex Faassen - Everhard
Rob de Vries - Rob van Laar
Rudi West - Fons
Heintje Blom
Het wonderlijke leven van Willem Parel (1955)
Willem Parel - 'de kleinzoon van een orregeldraaier en leider van het Nederlands Parel Genootschap NPG' - was in het begin van de jaren vijftig een succesvol radiotypetje van conferencier Willem Sonneveld. In een verhaal vol dubbele bodems en meezingers (o.a. het 'Poenlied') - besluit Sonneveld (als zichzelf) afscheid te nemen van Willem Parel, maar het typetje besluit zijn eigen leven te gaan leiden. Hij wordt voorzitter van de orgeldraaiersvereniging en in deze hoedanigheid berokkent hij Sonneveld heel wat last. De film, waarin Rijk de Willem Parel - 'de kleinzoon van een orregeldraaier en leider van het Nederlands Parel Genootschap NPG' - was in het begin van de jaren vijftig een succesvol radiotypetje van conferencier Willem Sonneveld. In een verhaal vol dubbele bodems en meezingers (o.a. het 'Poenlied') - besluit Sonneveld (als zichzelf) afscheid te nemen van Willem Parel, maar het typetje besluit zijn eigen leven te gaan leiden. Hij wordt voorzitter van de orgeldraaiersvereniging en in deze hoedanigheid berokkent hij Sonneveld heel wat last. De film, waarin Rijk de Gooyer zijn speelfilmdebuut maakt, biedt een nostalgische blik op de jaren vijftig, toen de radio nog het massamedium was dat de mensen aan huis kluisterde. zijn speelfilmdebuut maakt, biedt een nostalgische blik op de jaren vijftig, toen de radio nog het massamedium was dat de mensen aan huis kluisterde.
Rolverdeling:
Herbert Joeks - directeur van Radio Omroep 'De Windwijzer'
Joop Doderer - man uit Groningen
Lex Goudsmit - S. Goldfish, filmproducent
Thom Kelling - Man uit Den Haag
Albert Mol - Jopie
Jan Apon - rechercheur
Wim Sonneveld - zichzelf / Willem Parel
Péronne Hosang - Hermine Toets van Slinderen
Femke Boersma - Angèle
Hans Kaart - Huipie
Rijk de Gooyer - pianist
Jo Vischer Sr
Volksacteur, Operette, Film en vooral heel veel hoorspelen
In 1959 trok Clara Vischer Blaaser zich om gezondheidsredenen terug uit het vak. Zij stierf in 1972 enkele dagen voor haar 78e verjaardag. Ze was toentertijd al zes jaar weduwe. Vischer-Blaaser werd begraven op begraafplaats Zorgvlied.
Jo Vischer sr. was een bekende volksacteur maar speelde ook tal van operetterollen. Hij begon zijn carrière in 1914 bij het gezelschap van Colnot en Poons, werkte tot 1947 bij een groot aantal gezelschappen, trad op voor de film en werd vervolgens lid van de hoorspelkern van de NRU. Hij was gehuwd met Clara Vischer ofwel Clara Blaaser (zoon: Jo Vischer jr.) en heeft onder meer met zijn zwager Jan Nooy het zangspel "Het Vijgeblaadje" geschreven.
Overzicht van voorstellingen 1916 / 1949
Tante wil niet - De 1915-1916 Kluchtspelers - 1916-06-17
Om de juf van boven! - De 1915-1916 Kluchtspelers - 1916-07-29
Het geheimzinnige portret - Het Intieme Tooneel - 1917-06-16
Vorstenschool - N.V. De Tooneelvereeniging - 1917-09-28
Dageraad - N.V. De Tooneelvereeniging - 1918-01-17
Bokkesprongen - N.V. De Tooneelvereeniging - 1918-07-20
Ploert ! - Ensemble Sluyters en Braakensiek - 1919-08-16
De Jantjes - Ensemble Jacques Sluyters - 1920-08-14
Première 9 oktober 1922
Scala Theater, 's Gravenhage
Tournee ter gelegenheid van de 80ste, 81ste en 82ste verjaardag van Louis Bouwmeester sr
Rolverdeling:
Voerman Henschel - Louis Bouwmeester sr.
Vrouw Henschel - Ruth Snel, Mevr. van Deelen, Mevr. M. Post
Hanne Schal, later Vrouw Henschel - Louise Sandbergen, Mien Sasbach
Siebenhaar, hotelier - Eberhard Erfmann
Wermelskirch - Frans Munnichmann
Vrouw Wermelskirch - Truus Post, Paula de Waart, Mevr. Eyers
Francisca Wermelskirch - Mies Peyters, Greta Schoonenberg
Hauffle, knecht bij Henschel - Jules Brongers, P. Vischer
George, kellner - Max Weber
Walther, paardenkoopman - Rafaël Bouwmeester, Rienk Brouwer
Frans - Bob Peters, Ad Verzijl
Fabig, marschkramer - Louis Bouwmeester jr., Jo Vischer sr.
Bertha - Dientje Nijbacker
Kareltje - Greta Bos, Wiesje Bouwmeester
De Veearts - Herman Lus
Hildebrand - B. Winnink
Gezelschappen Henri Brondgeest - 1924-08-12
Champagnefreule - Poldi Reiff's Operettegezelschap - 1925-03-01
Champignol tegen wil en dank - De Zomerspelers - 1925-05-15
De rozenkrans - Vereenigde Schouwspelers - 1927-04-30
Hallo Batavia! - Henvo Revue - 1927-01-09
Nico Slipper gevonden - Fred Milton & Co - 1928-07-01
Clairette (Tais-toi mon coeur) - Gezelschap Grand Théâtre - 1929-05-01
'n Baby van 1000 weken - Gezelschap Grand Théâtre - 1929-06-29
Rose Marie - Gezelschap Grand Théâtre - 1929-08-15
Jim Cinders - Gezelschap Grand Théâtre - 1930-02-22
't Is voor de bakker - Frits Stapper's Revue - 1930-06-29
De lichte Isabella - Nationaal Operettegezelschap - 1931-08-15
De Jantjes - Toneelgezelschap Jan Nooy - 1932-09-17
De Prins Student - De Operettezangers - 1932-10-01
De Bayadere - De Operettezangers - 1932-11-12
De voddenraper van Parijs - Toneelgezelschap Jan Nooy - 1933-02-26
't Kind van de buurvrouw - Ensemble Bouber - 1933-11-11
Kromme Lindert - Ensemble Bouber (?) - 1934-02-24
De woekeraarster - Ensemble Bouber (?) - 1934-11-03
Door dik en dun - Producties Arena Theater, Rotterdam - 1939-05-26
Laat ons lachen - Henvo Revue - 1940-03-10
Daar zit muziek in - Henvo Revue - 1940-03-14
Zeg het met muziek - Henvo Revue - 1940-11-22
Tijs Wijs de torenwachter - Toneelgezelschap Jan Nooy - 1941-03-15
Laat ie fijn zijn! - Henvo Revue - 1941-05-09
Dat doet je goed! - Henvo Revue - 1941-10-17
naar de roman Arie van Johan Elsensohn bewerkt door Herman Bouber
Première 5 juni 1942
Deze serie wordt gepresenteerd als het "Jubileumstuk" van Aaf Bouber.
In tegenstelling tot de hierboven genoemde premièredatum zijn in het krantenarchief reeds voorstellingen te vinden vanaf vrijdag 24 oktober 1941 in het Rembrandt Theater, 's-Gravenhage. De rollen worden wisselend bezet. In krantenartikelen wordt ook wel gemeld, dat men af en toe andere acteurs op het toneel waarneemt dan in het programma staan vermeld.
Regie: Herman Bouber
Rolverdeling:
Aaf Bouber - Tante Da
Herman Bouber - Arie, haar man
Lena Kemper - De Dragonder, Buurvrouw
Truus Bakker - Onderdeurtje, buurvrouw
Cor Kremer - Schoone Emma, buurvrouw
Annie Verhulst - Rooie Lien, de moeder van Mientje
Greet Gerlach - Kee Scheffer, de zuster van Lien
André van Dijk jr. - Bleke Willem
Tonny Foletta - Mijnheer Ergo
Heddy Bouber - Bertus, de Advocaat
Rien Blaaser, Mya Horna, Ans Koppen, Johan Vischer
Moeder gaat filmen - Gezelschappen Herman Bouber - 1943-03-20
Een huishouden van Jan Steen - Gezelschappen Herman Bouber - 1945-01-21
Schilder Anton Molkenboer
Louis Bouwmeester
Straatmuzikanten
v.l.n.r. Herman Bouber - Jo Vischer Sr -
Beppie Boda - Harry Boda
Jo Vischer jr. (1924-2009) was een Nederlandse acteur. Zoon van Clara Vischer - Blaaser en Jo Vischer Sr.
Hij begon in 1938 in kindervoorstellingen bij zijn oom Jan Nooy, speelde in diverse combinaties en deed na de oorlog voornamelijk cabaret (ABC Cabaret van Wim Kan) en revue (René Sleeswijk Snip en Snap Revue). Tijdens zijn engagementen bij Wim Kan speelde hij in de zomermaanden bij het Amstel Toneel van zijn nicht Riny Blaaser.
Hij werkte op freelance basis mee aan hoorspelen en hoorspelseries en werd landelijk bekend toen hij meedeed aan het hoorspelserie In Holland staat een huis/ De familie Doorsnee van Annie M.G. Schmidt en Cor Lemaire. Daarin speelde hij de rol van de politieagent Willem, de man van Sjaan, de werkster van De Familie Doorsnee.
In het eerste seizoen (1955-1956) van de succesvolle televisieserie Swiebertje vertolkte Vischer Jr. de rol van burgemeester.
Vanaf 1961 produceerde hij amusementsprogramma's voor de AVRO.
Moeder natuur - Vereenigde Schouwspelers - 1939-09-18
Tijs Wijs de torenwachter - Toneelgezelschap Jan Nooy - 1941-03-15
Bolletje Bink en de wonderdokter - Toneelgezelschap Jan Nooy - 1941-05-10
De boemelbaron - T.M.J. Desmet - 1946-05-18
Nieuwe oogst - Sleeswijk Revue - 1946-07-01
Eric de Noorman - Vrolijk Toneel (Riny Blaaser) - 1949-07-20
In een andere wereld - Theater Carré - 1949-09-29
Meester A.B.C. - Des levens leesplankje in dertien lesjes - ABC Cabaret - 1949-10-02
De tante van Charley - Theater Carré - 1949-10-15
't Is anders - Gezelschappen Herman Bouber - 1949-12-12
ABC Expres - ABC Cabaret - 1950-08-01
De moordzaak ABC - ABC Cabaret - 1952-01-14
Bibelonië - ABC Cabaret - 1952-08-01
De bedriegertjes - ABC Cabaret - 1953-12-23
De kat van huis - ABC Cabaret - 1955-07-30
Klaar Over - Sleeswijk Revue - 1956-07-27
Daar zit muziek in - ... al 20 jaar - Sleeswijk Revue - 1957-06-26
'n Avondje uit - Sleeswijk Revue - 1958-07-25
Komt u ook vanavond? - 't Is niet voor niets - - Sleeswijk Revue - 1959-07-24
Tot vanavond! - U bent er ècht eens uit... - Sleeswijk Revue - 1960-07-22
13 oktober 1952 t/m 21 april 1958.
In Holland staat een huis / De Familie Doorsnee
Radio feuilleton van Annie M.G. Schmidt, muziek Cor Lemaire
"In Holland staat een huis" werd eens in de veertien dagen op maandagavond na het
nieuws van acht uur uitgezonden. Het was één van de populairste Nederlandse radio-
programma's in die tijd.
De hoofdfiguren in de serie waren de leden van de familie Doorsnee, de mopperende
vader en sussende moeder en hun rebelse kinderen Robert en Liesbeth. Andere vaste
figuren waren de huishoudster Sjaantje en haar (politie)man Willem.
Rolverdeling:
Cees Laseur - Theo Doorsnee, de heer des huizes
Sophie Stein - Mien Doorsnee, de vrouw des huizes
Kees Brusse - Robert, hun zoon
Lia Dorana - Liesbeth, hun dochter
Hetty Blok - Sjaantje van Alles, de huishoudster
Jo Vischer jr. - Willem Ravijn
Wim Ibode - radioreporter (presentator)
En als gasten heel veel bekende Nederlandse acteurs.
Hieronder één van de bekendste liedjes uit de serie:
Wil Joe Hef U Kup Of Tie
Voor meer nummers uit De Familie Doorsnee door Hetty Blok en Jo Vischer Jr
klik op foto Sjaan en Willem
Een man van alle tijden - Rotterdams Toneel - 1961-09-22
van Robert Bolt vertaald door Hans Andreus
Regie: Pim Dikkers
Rolverdeling:
Jo "Joop" Vischer jr.- De gewone man
Ton Lutz - Thomas Mote
Ton Kuijl - Richard Rich
Peter Aryans - Hertog van Norfolk
Enny Mols-De Leeuwe - Lady Alice More
Ina van der Molen - Margaret More
Willem Tollenaar - Kardinaal Wolsey
Steye van Brandenberg - Thomas Cromwell
Adolf Rijkens - Chapuys
Lex Schoorel - De dienaar van Chapuys
Jacques Commandeur - William Roper
Guido de Moor - Koning Henrik VIII
Jos Knipscheer - Bisschop Cranmer
Marlies van Alcmaer - Een vrouw
Kiss Me Kate - Stichting Nieuw Rotterdams Toneel - 1964-01-01
van Samuel Spewack, Bella Spewack bewerkt door Seth Gaaikema.
Gebaseerd op Shakespeare's The Taming of the Shrew.
Zowel op Broadway als in Londen is Kiss me Kate een groot succes geweest en vele van de Cole Porter songs als Wunderbar, Too Darn Hot en So in Love om maar enkele te noemen hebben repertoire gehouden. Bijzonder groot was ook het succes in Berlijn, waar de bekende regisseur Leonard Steckel niet met een operettegezelschap, maar met een toneelgezelschap Kiss me Kate op de planken bracht. Het bleek dat deze "muzikale comedie” -waarin een aantal scènes uit Shakespeares Taming of the Shrew voorkomen- uitstekend (volgens velen zelfs beter) tot zijn recht kwam, als deze door acteurs met behoorlijke zangstemmen werd volbracht.
Regie: Leonard Steckel, Philip Nasta
Kostuums: Fritz Butz
Decorontwerp: Fritz Butz
Muziek: Cole Porter
Rolverdeling:
Lia Dorana - Lilly Vanessi / Katharina
Robert de Vries - Fred Graham / Petruccio
Annet Nieuwenhuijzen - Lois Lane / Bianca
John Lanting - Bill Cahoun / Lucentio
Donald Jones - Paul
Pieter Lutz - 1e Gangster
Jo Vischer jr. - 2e Gangster
Adolf Rijkens - Harry Trevor / Battista
Louis Borel - Harrison Howell
Willem Faassen - Portier
Edmond Classen - 1e Acteur
Aart Staartjes - 2e Acteur
Hans Pauwels - 3e Acteur
Carola Gijsbers van Wijk - Hattie
Martine Crefcoeur - 1e Actrice
Pleuni Touw - 2e Actrice
Ida Bons - 3e Actrice
Hans Polman - Ralph
Heimwee - Nederlands Volkstoneel - 1987-10-27
Auteur & regie: Dolf de Vries
Rolverdeling:
Jaap Stobbe - Cor
Carry Tefsen - Annie
Stan Limburg - Frank
Hans van der Gragt - Leen
Conny Vandenbos - Door
IJf Blokker - Peter
Frank Schaafsma - Piet
Wim Rijken - Con
Jo Vischer jr. - Opa
Lucy Steyn - Oma
Thera van Homeyer - Marijke
Harry van Raam - Arend
Productie: Ger Hinrichs, Marty Hinrichs
Choreografie: Hanny Vree
Kostuums: Marga Langeweg, Marty Hinrichs
Decorontwerp: Arno Bremers, Marty Hinrichs
Lichtontwerp: Ger Hinrichs
Muziek: Martin Kesseler
Uitvoering muziek: Wim Valenkamp, Pim Abbestee, Niels Hermes, René Roosen
Broodje boek - Stichting Jeugdkomedie Amsterdam - 1989-01-04
van Mies Bouhuys - Muziek: Joop Stokkermans
Regie: Ad van Gessel
Rolverdeling:
Annemarie Henselmans
Max Verstappen
Jo Vischer jr.
Feike Boschma
Rob van de Meeberg
Nancy Nijenhuis
Productie: Herry Hubert
Choreografie: Lieke de Leeuw
Kostuums: Herman van Elteren
Decorontwerp: Herman van Elteren
Lichtontwerp: Ger Hinrichs
Uitvoering muziek:
Wijnand Blok, Wim Essed, Henny Kluvers, Gildo del Mistro, Hans de Ruijter, Harry Sevenstern jr., Joop Stokkermans
Vanaf 1961 was Jo Vischer Jr werkzaam bij de AVRO-Radio als producer gevarieerde programma's en regisseur.
In die functie heeft hij talloze hoorspelen en cabaret- en muziekprogramma's gemaakt, zoals o.a.:
Biels & Co, Muzikaal Onthaal en Mobiel.
Biels en Co
Rolverdeling:
August ("oom Aug") Biels, directeur - Ko van Dijk jr.
Koen ("Pol") Pollemans, architect - Frans Koster
Eline Ter Helle, secretaresse - Fiet Koster
Neef Eef Biels - Matthé Verdaasdonk
Biels en Co was een Nederlandse hoorspelserie die in de jaren 1968-1972 wekelijks door de AVRO werd uitgezonden.
Biels & Co. was een sitcom in hoorspelvorm. De verwikkelingen waren even hilarisch als onwaarschijnlijk en ademen de geest van de jaren zeventig. De serie ging over de beslommeringen van een aannemersbedrijf "Biels en Co" waar aan het begin van de werkdag de belevenissen van het afgelopen weekeinde of de vorige dag ter sprake kwamen. De opzet van elke aflevering was hetzelfde, wat de herkenbaarheid ten goede kwam. De serie werd uitgezonden in wekelijkse episodes, aansluitend op de reeks Koek & ei, en daarop voortbordurend. De tekstschrijver was Jan Moraal, de regie was in handen van Jo Vischer jr..
Muzikaal Onthaal
Presentatie: Herman Emmink
In 1965 begon Emmink met zijn eerste eigen AVRO-radioprogramma Muzikaal Onthaal.
Dit programma presenteerde hij tot 1982. Er waren in totaal 830 uitzendingen.
Zondagmiddagprogramma waarin Herman Emmink een bonte muzikale show verzorgt. Met veel live artiesten en een gesprek met een gast.
Mobiel
Presentator: Eef Brouwers
Naast zijn werk als radioreporter bij AVRO’s Radiojournaal in Hilversum presenteert Eef Brouwers samen met de Friese cabaretier Rients Gratama eerst eenmaal en later tweemaal in de week op de radio het familieprogramma Mobiel. Hij herinnert zich de aankondiging nog als de dag van gisteren: “Mobiel, een bewegelijk programma van en voor bewegelijke mensen, onder regie van Jo Vischer Jr”.
In 1967 bracht Jo Vischer Jr een plaatje uit met de titels:
Beel, Beel, Beel en Geef Cals nog een kans.
Duidelijk een politiek plaatje (Beel en Cals waren Ministers)
We hebben helaas geen opnames kunnen vinden.
F
Films waarin Jo Vischer speelde
Levensschaduwen - 1916
Regisseur, Producent, Scenarioschrijver
Theo Frenkel sr
De film gaat over Henri van Dijck, een man die zojuist een methode heeft uitgevonden om op goedkope wijze staal te harden. Hij heeft dit nieuws dan ook nog niet verteld aan zijn baas, die twijfelt zijn fabriek te sluiten omdat het op het punt staat failliet te gaan. Een andere arbeider vindt deze formule en strijkt met de eer. Henri ziet vuur van woede en vermoordt de man. Hij wordt hiervoor schuldig bevonden en krijgt een gevangenisstraf van 10 jaar opgelegd. In deze jaren gebeurt er thuis veel. Zijn vrouw komt te overlijden en zijn inmiddels getrouwde zoon neemt de fabriek over van de directeur.
Als Henri vrijkomt, herkent niemand hem nog. Hij doet zich voor als ene meneer De Bruin en krijgt een baan als bewaker in de fabriek. Op een gegeven moment wordt hij verdacht van diefstal en verliest hij zijn baan. Niet veel later komt boven water wie de echte dader is. Zijn zoon komt er ook achter dat meneer De Bruin werkelijk zijn vader is. Zijn vrouw overtuigt hem zijn vader uit te nodigen bij hen te wonen. Henri is intens gelukkig als hij zijn kleindochter ontmoet en gaat met alle plezier met hen mee.
Rolverdeling:
Ben van Noorden - jurist
Cor Smits - manager van de Atlas Staalfabrieken
Tonny Stevens - Van Dijcks zoon
Piet Urban - rechter
Herre de Vos - lid van de raad van bestuur
Mary Beekman - mevrouw Van Dijck
Jan Wensma - een priester
Willem Faassen - de jonge dief
Henri van Dijck
Manus Hulsman - jurist
De duivel - 1917
Regie: Theo Frenkel sr
Graaf Henri vergokt bijna alles en raakt onder de duivelse invloed van de jaloerse Verburg, die van plan is om hem geheel te ruïneren. Uiteindelijk -nadat Verburg is doodgeschoten door gokster Constance- krijgt Henri in Canada een nieuw leven met zijn vrouw Henriëtte.
Rolverdeling:
Toon van Elsen - ober
Annie Frenkel - Wesling - Henriette van Marle
Lous van Korlaar - van Dam mevrouw Van Marle
Charles Mögle - . Verburg ('De Duivel')
Maurits Parser - Lablanche
Herman Schwab - meneer Van Marle
Tonny Stevens - graaf Henri de Vere
Aan boord van de Sabina - 1920
Regie: Theo Frenkel sr
De schipper van de schuit Sabina, tevens vader van een dochter van achttien, neemt een nieuwe maat in dienst. De twee jongeren voelen zich al snel tot elkaar aangetrokken. Een andere bewonderaar geeft het meisje een duur cadeau. Dit stemt de maat somber, want hij heeft niet genoeg geld om hetzelfde te doen. Diefstal lijkt de oplossing voor zijn probleem, maar het gevolg is dat hij in de gevangenis belandt. De schipper moet verder varen en zijn dochter sleept de zware boot door de vaarten. Na een half jaar in de gevangenis keert de maat terug op de Sabina, waar de schipper en zijn dochter hem verwelkomen.
Rolverdeling:
Dio Huysmans - aanbidder van de dochter
Kees Lageman - schipper Zwart
Frits Bouwmeester - zijn nieuwe matroos
Lily Bouwmeester - zijn dochter
Moderne landhaaien - 1926
Regie: Alex Benno
Hugo Writley is de zoon van een scheepsmiljonair die in New York woont. Samen met zijn rentmeester Longway gaat hij op reis naar Nederland. Eenmaal aangekomen gaan ze naar een feest, waar ze kennismaken met een aantal mensen waar ze goed mee overweg kunnen. Hugo en Longway gaan in de late uren mee naar het huis van een van de feestgangers. Het blijken daar beruchte mensen te zijn uit de lagere klasse die de miljonair hebben vermaakt om uiteindelijk zijn portefeuille te stelen. Hugo en Longway trappen de kamerdeur in en gaan naar buiten. Ze gaan meteen daarna naar de politie. Vlak voor hun terugkeer naar de Verenigde Staten ontmoeten ze Paul Mathon.
Rolverdeling:
Sylvain Poons - 'Master of Ceremonies'
Kees Pruis - Hugo Writley
Jan Rentmeester - Hugo's vader
Willy Thomas - neger
Maurits de Vries - landhaai
André van Dijk jr. - landhaai
Jan van Dommelen - gentleman
Willem Faassen - Paul Mathon
Dolly Gray - landhaai
Jan Grootveld - Longway
Vera van Haeften- -landhaai
Morgen gaat het beter - 1939
Romantische komedie over jonge vrouw die onverwacht carrière maakt als radio-omroepster.
Rolverdeling:
Lily Bouwmeester ...Willy Verhulst
Nico De Jong ...Frits Verhulst
Paul Steenbergen ...Alfred Herder
Theo Frenkel Jr. ...Hans Daalderop (as Theo Frenkel)
Chris Baay ...Bob
Kommer Kleijn ...Regisseur radio-omroep
J.J.M. Liesting ...Chef boekhouding (as J. Liesting)
Anton Roemer ...Gymnastiekleraar
Fie Köhler ...Jutte Balman
Adr. Van Der Horst ...(as Adr. V.D. Horst)
Joke Bosch ...Mies Tuinders (as Joke Busch)
Mien Duymaer Van Twist ...Tante Paula
Cor Dommelshuizen ...(as Corn. Dommelshuizen)
Jo Vischer Sr. ...(as Johan Visscher)
Drie weken huisknecht -1942
Regie: Walter Smith
Komedie over een jonge kasteelheer die aan lager wal raakt en van rol wisselt met zijn huisknecht.
Een jonge kasteelheer raakt aan lager wal en is gedwongen zijn kasteel te verkopen aan een rijke slager, die er met zijn familie intrekt. De kasteelheer treedt als huisknecht in dienst bij de nieuwe kasteeleigenaar, terwijl zijn echte huisknecht zich als jonker voordoet. Als de pseudo-huisknecht en de dochter van de nieuwbakken kasteelbewoner tenslotte met elkaar verloofd raken, komt alles uit. Als alle misverstanden zijn opgeheven, kan de jonker door een huwelijk met de slagersdochter toch het kasteel behouden en blijkt hij ineens een begaafd landbouwer, die met financiële steun van zijn grootvader zijn landgoed naar behoren exploiteert.
Drie weken huisknecht is de enige grote Nederlandse speelfilm die tijdens de oorlogsjaren is geproduceerd.
Rolverdeling:
Coba Kelling - Julia Bolhuis
Joan Remmelts - Henri de Beaucour
Matthieu van Eysden - Marcel, kamerdienaar
Jan Blok - Wolters
Wilma van Klaveren - Louise Bolhuis
Louise Hiddink - Nelly, dienstbode
Piet te Nuyl sr. - Wimpelman
Henk Bakker - Peitzel
Jo Vischer sr. - Van der Burg
Richard Flink - Van Bunschoten
Paul Steenbergen - Alfred de Beaucour
Piet Bron - Gerrit Bolhuis
Dik Trom en zijn dorpsgenoten - 1947
Dik Trom en zijn dorpsgenoten is een Nederlandse speelfilm uit 1947 van Ernst Winar in zwart-wit en geluid. De film is gebaseerd op het jeugdboek Dik Trom en zijn dorpsgenoten van Cornelis Johannes Kieviet, die een hele boekenserie over de kwajongensstreken van Dik Trom schreef.
Rolverdeling:
J. de Ridder - Moeder Elswater
Douwe Koridon - Dik Trom
Alex de Meester - Mulder
Theo Frenkel Sr - Burgemeester / Professor Donders
Clara Vischer - Blaaser - Dik Trom's moeder
Jules Verstraete - Veldwachter Flipse
Jo Vischer Sr - Dik Trom's vader
Ferd Koolbergen - Meneer Denappel
W.H. Niestadt - vader Elswater
Kleren maken de man - 1957
Regie - Georg Jacobi
Misdaadkomedie vol onverwachte verwikkelingen rond een gehuurd rokkostuum, met Kees Brusse in de hoofdrol.
Een geheim document, een gestolen rokkostuum, een detective, achtervolgingen en onverwachte, absurde verwikkelingen. Hiermee krijgt verzekeringsagent Hans (Kees Brusse) te maken terwijl hij en passant het hart verovert van een verleidelijke jongedame.
Rolverdeling:
Kees Brusse ...Verzekeringsagent Hans
Mimi Boesnach ...Burgerjuffrouw
Andrea Domburg ...Voormalige vriendin Peter
Hans Tiemeijer ...(as Hans Tiemeyer)
Leo de Hartog
Ge Frankenhuizen ...(as Gé Frankhuizen)
Mia Horna ...(as Mya Horna)
Jo Vischer Sr werd in 1947 lid van de hoorspelkern van de Nederlandse Radio Unie (NRU), waar hij jarenlang heeft meegewerkt aan de totstandkoming van honderden hoorspelen en radio feuilletons, waaronder Onder de pannen. Belevenissen in hotel Stoot je hoofd niet, (1951) en Denk om d e bocht! Karre maar! (1952)
De hoorspelkern was een groep van acteurs die in de periode na de Tweede Wereldoorlog bij de publieke omroepen in Nederland meewerkten aan de dagelijkse uitzendingen van hoorspelen. De vaste hoorspelkern heeft bestaan vanaf 1947 tot 1986.
De omroepen putten destijds uit de gezamenlijke hoorspelkern voor spelers. De hoorspelkern bestond gemiddeld uit zo'n 17 vrouwelijk en 21 mannelijke spelers.
Jo Vischer sr. is op 19 februari 1966 te Hilversum overleden.
Jo Vischer Jr
Acteur, cabaretier, Revue, Musical, Radio, Producer
In 1990 bracht de NOS op 5 mei
de Bevrijdingsrevue
als het officiële bevrijdingsprogramma.
Hierin ook Hetty Blok en Jo Vischer Jr.
Een junior van zestig. Jo Vischer noemt de letters "jr" die achter zijn naam prijken z'n handelsmerk, Zijn inmiddels overleden vader, Jo Vischer sr. dus, was een bekend conferencier, toneelspeler en cabaretier . De Vischers, de Blaasers (z'n moeder is ook een Blaaser) en de Nooys vormden de basis van het onvergetelijke Nooy's Volkstheater. Z'n bedje lag gespreid, junior kon er zo inrollen. En dat gebeurde dan ook. Hij zat bij het Volkstheater, samen met vader en moeder, Beppie Nooy en ook Jan Blaaser. Maakte later deel uit van het ABC-cabaret met o.a. Wim Kan, Corrie Vonk en Henk en Teddy Scholten. Stond op de planken met Snip en Snap, was Willem in de familie Doorsnee en speelde tussendoor bij diverse gezelschappen, zoals het Nieuw Rotterdams Toneel. In 1961 maakte hij een ommezwaai. Werd producer-regisseur bij de AVRO. IN die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor een enorme reeks radioprogramma's. Hij bekwaamde zich vooral in de muziek en produceerde programma's als Muzikaal Onthaal. Verslaggever Goos de Boer had een gesprek met deze geboren en getogen Amsterdammer, nu woonachtig in Lelystad, die er op zestigjarige leeftijd een punt achter heeft gezet.
Jo Vischer jr., rechts een geschilderd portret van z'n moeder Klaar Blaaser, daarnaast een aankondi-ging van een van z'n suc-cesprogramma's: "Muzikaal Onthaal".
Jo Vischer jr.
trots
op zijn
carrière
LELYSTAD - Jo Vischer voelt zich gestreeld als hij op straat wordt herkend. Hij mag dan wel niet meer tot de meest tot de verbeelding sprekende landgenoten behoren, maar zo af en toe overkomt het hem nog. Vervelend om aan de mouw te worden getrokken tijdens de zaterdagse tippel langs de winkels? Ach, iets mooier is er toch niet. Je bent van de mensen. Het zijn je klanten Als we een lekker hapje zitten te ten en ze willen me de hand schudden, dan ben ik de eerste om ze de nog vrije stoelen aan te bieden.
Geef hem een handvol woorden met een vraagteken er achter en hij slaat onmiddellijk terug met een veelvoud daarvan, inclusief een enorme reeks troeptekens. Jo Vischer jr. is niet beschaamd breed uit te weiden over z'n carrière , z'n capaciteiten en z'n vrienden. Een trots man. Staat voortdurend te trappelen om z'n verhaal te spuien. Iemand ook die altijd met volle teugen heeft genoten (en nog steeds) van roem en eer.
Een ijdel mens (Ik een beetje ijdel? Man, ik loop voorop"). Toch maakte hij in het begin van de jaren zestig van bekende Nederlander naar een heel klein beetje bekende Nederlander. Dat was toen hij voor vastigheid koos en in loondienst kwam bij de AVRO. En daar zit je goed, zoals het credo luidt. Jo Vischer kan dat beamen. Een dienstverband van 23 jaar spreekt voor zich. De verbintenis met de omroep maakte abrupt een einde aan een bestaan als toneelspeler, cabaretier en wat al niet meer. Jo kan niet één, twee, drie het waarom van die keuze aangeven.
Als afsluiting van dit overzicht over Jo Vischer Jr een interview van 2 februari 1985 met
Goos de Boer van de Leidse Courant i.v.m. zijn pensionering.
Heeft iets met het zoeken van vastigheid van doen gehad, vermoedt hij. Als theaterman had je zeker in die tijd niet de verworvenheden die vandaag de dag zo vanzelfsprekend zijn. Geen pensioen, geen ziekteverzekering en toch altijd het niet weten wat er de volgende dag in de portemonnee zit. Een vast dienstverband trok me wel. Verder weet ik het niet, Het is niet een vanzelfsprekende stap geweest. Het moest zo zijn en zo is het ook gebeurd.
VERGETEN
Als producent-regisseur van radioprogramma's bleef z'n werk voor een groot deel achter de schermen hangen. Mist hij ze wel eens, de spotlichten en de voortdurende stroom van belangstelling?
"Tuurlijk, Voor m'n collega's en de meer ingewijden mag ik dan nog wel een autoriteit zijn, maar het grote publiek is mij vergeten. En dat vind ik jammer. Ik kan me er aan ergeren als de toneel- en de theater coryfeeën van vandaag verbolgen uitroepen: "Walgelijk al die mensen die aan je lopen te trekken"'. Geklets vind ik dat. Het is het onderschatten van je publiek. Je bent toch openbaar bezit. Heb ik geen moeite mee. Als je het verafschuwt, moet je maar bouwvakker worden".
Wat zou er van Jo Vischer jr geworden zijn als senior in vroeger tijden nu eens niet het toneel op was gegaan? "Geen idee", zegt-ie. Om maar eens een cliché te gebruiken: het theatervak is hem met de paplepel ingegoten. Z'n wiegje -hij dus ook- stond vaker tussen de coulissen dan in de geriefelijke huiskamer. En wat die pap betreft: die werd hem tussen de voorstellingen door toegediend. "Ooms en tantes waren het allemaal voor me, al die bekende toneelnamen van toen. Vader in het vak, moeder in het vak en met de familie was het al niet anders. Dan heb je toch weinig keus. 'k Wou ook niet anders". 't Is niet echt alleen voordelig: zo'n ruggesteuntje in de vorm van ouders met een bekend toneelverleden. Ik moest me dubbel bewijzen. Er werd op me gelet. En natuurlijk werden vergelijkingen met vader en moeder getrokken. Ik heb dat nooit als vervelend ervaren. Ik ben zelf ook zeer kritisch. En ik vind dat anderen dat ook mogen zijn. Of liever moeten zijn. Er lopen nu veel te veel jonge mensen in het theater rond die denken dat zij een begenadigd acteur of actrice zijn. Dat ze alle wijsheid in pacht hebben. Onzin. Het theatervak kun je alleen leren van anderen, van ervaren mensen".
Als hem gevraagd wordt naar namen, data of andere exacte gegevens uit het verleden, begint hij steevast met "Tja", uit te roepen, om vervolgens in één adem aan het verzoek te voldoen. Hij debuteerde bij het Amsteltoneel. Deed veel kindervoorstellingen. Samen met Jan Nooij. "We traden vooral op voor militairen en in de arbeiderskampen. Een stuk als De Voddenraper van Parijs staat me uit die tijd nog bij."
WIM EN CORRIE
In de oorlogsjaren speelde Jo weliswaar door, maar echt kans om zich verder te ontwikkelen kreeg hij niet. De aansluiting bij het ABC-cabaret in 1949 betekende de doorbraak voor Vischer jr. Van de partij waren ook Wim Kan en Corrie Vonk. Alras zijn beste vrienden. "Ja, Wim en Corrie. Kind aan huis hoor. Ik mocht ze bij de voornaam noemen. Die eer was niet aan velen voorbehouden. Ze waren de getuigen bij mijn huwelijk. Prachtig om met dat koppel te werken. Ik heb daar heel dierbare herinneringen aan overgehouden. Bij het ABC-cabaret legde ook Wim Kan en Corrie Vonk de basis voor hun latere successen. "Toen al sprong Kan er bovenuit", weet Jo Vischer. "Voor de pauze kwamen de anderen en ik op het toneel, terwijl het sluitstuk steevast aan Kan werd toevertrouwd". Het ABC-cabaret speelde en oogstte". Het gezelschap trad op in binnen- en buitenland. Waar ze kwamen klonk applaus op.
Na zes jaar heeft Jo zin in iets anders. En dat vindt hij. Op de bühne met het onsterfelijke duo Snip en Snap, ofwel Willy Walden en Piet Muyselaar. Vooral met de laatste had hij een hechte band. "M'n boezemvriend was het", zegt de junior van zestig. In die periode kreeg Jo Vischer ook grote bekendheid als Oom Willen van de familie Doorsnee. De serie over het wel en wee van de Jan Modaal van de jaren vijftig. Een hoorspel uit de pen van Annie M.G. Schmidt. Met mensen als Hetty Blok, Kees Brusse, om er maar een paar te noemen. "Het succes is met geen pen te beschrijven", zegt Jo. "Het was bladstil op straat, als we in de ether waren.. Fantastisch".
Toen in 1961 de AVRO bij hem aanklopte met het verzoek te gaan produceren en regisseren stond hij even met z'n oren te klapperen. "Het eerste wat ik zei was: ik heb daar geen verstand van. Het is mijn werk niet. Ze hebben me overgehaald het toch maar te proberen. En ik was nog niet echt bezig of ik had er meteen reuze gein in. M'n eerste programma was Opklaringen, een zomeronderwerp. 't Sloeg aan. En ik was dus verkocht". Daarna volgden honderd en één programma's. Veel muziek ook, een voorliefde van Jo die in de loop der jaren de kop opstak. Hij produceerde, regisseerde en presenteerde. Hoorspelen, cabaret en muziek. "Mobiel", "Na Tafelen" en "Even tussen door", om maar een kleine greep te doen uit z'n kant en klaar afgeleverde radiowerkstukken. Meer recentelijk is "Muzikaal Onthaal", een programma waar Jo nog steeds een zwak voor heeft.
Terug naar de grootten met wie hij opgroeide. Hij heeft het over een leegte, als de opvolging van Wim Kan, Wim Sonneveld en Toon Hermans ter sprake komt. Nieuw talent van dat kaliber is er niet. Freek de Jonge doet het heel goed. Maar zoals Wim en Toon? Nee, daarvoor is hij toch teveel gericht op een bepaald soort publiek. Kan wist alle bevolkingsgroepen te bereiken. Maar zoiets is een toevalstreffer. Er is ook maar één Johan Cruijff geboren. 't Kan best zijn dat binnenkort een kei zomaar ineens uit het niets omhoog komt".
Jong talent of niet, voor Jo Vischer jr zit het erop. Hij maakt gebruik van de vut-regeling. Om de eer aan zichzelf te houden, zegt hij. Z'n laatste toneelrol dateert uit 1961, toen hij als "gewone man" in een stuk van Thomas Moore z'n toneelcarrière afsloot. Als hem voorzichtig de vraag wordt voorgelegd of hij ooit nog op het toneel zal klauteren, houdt hij de boot af. Om er zonder nadenken aan toe te voegen het toch ook weer niet uit te sluiten.
Goos de Boer
Het ABC-cabaret op 2 september 1953, op het punt te vertrekken naar Amerika. Op de voorgrond Wim Kan en Corrie Vonk, links een uitgelaten Jo Vischer. Boven hem Henk en Teddy Scholten, naast hen Pem Henning, daarboven Piert van der Meulen en naast hem pianist Douda Poliakine.
"Ik een beetje ijdel? Man, ik loop voorop"